Een bedrijfstoepassingsproject maken

Het project van een bedrijfstoepassing bevat verwijzingen naar de resources die voor de bedrijfstoepassing nodig zijn en kan een combinatie van webmodules, JAR-bestanden, connectormodules, EJB-modules en toepassingsclientmodules bevatten. Een project van een bedrijfstoepassing wordt als EAR-bestand in gebruik genomen en wordt daarom soms ook wel EAR-project genoemd. De modules van een bedrijfstoepassingsproject worden aan andere J2EE-projecten toegewezen. De toewijzingsinformatie wordt in het bedrijfstoepassingsproject in metagegevensbestanden opgeslagen. Deze bestanden dienen voor het exporteren van het project naar een EAR-bestand en voor het uitvoeren van het project op de server.

Net als de andere projecttypen kunnen projecten van bedrijfstoepassingen ook een of meer projectfacetten bevatten, die functie-eenheden in het project aanduiden. Voor de ingebruikname als EAR-bestand moet het nieuwe project het EAR-facet bevatten. Afhankelijk van de bestemming van het project kunt u andere facetten inschakelen.

Als u een bedrijfstoepassingsproject maakt, wordt het aanbevolen een naam te kiezen die geen DBCS-tekens (Double-Byte Character Set) bevat.

Het maken van een J2EE-bedrijfstoepassinngsproject gaat als volgt:

  1. Selecteer in het perspectief J2EE Bestand > Nieuw > Project > J2EE > Bedrijfstoepassingsproject.
  2. Typ een naam voor het bedrijfstoepassingsproject in het veld Projectnaam.
  3. Als u de standaardlocatie van het project wilt wijzigen, maakt u het vakje Standaardwaarde gebruiken in de sectie Inhoud van project leeg en kiest u een nieuwe locatie met de knop Bladeren.
  4. Selecteer de doelruntime voor het project in het veld Doelruntime. U kunt op de knop Nieuw klikken om een nieuwe runtime voor het project te maken.
  5. Wanneer u voor het project een vooraf gedefinieerde configuratie wilt gebruiken, selecteert u een configuratie in de lijst Gemeenschappelijke configuraties.
  6. Klik op Volgende.
  7. Selecteer de vakjes van de facetten die dit project moet bevatten en geef het versienummer van elk facet op. U kunt ook een vooraf gedefinieerde combinatie van facetten kiezen uit de lijst Presets. Meer informatie over de vereisten van elk facet kunt u opvragen door er met de rechtermuisknop op te klikken en Beperkingen afbeelden te kiezen.
  8. Als u het project wilt beperken om ervoor te zorgen dat het compatibel met een of meer runtimes is, klikt u op de knop Runtimes weergeven en selecteert u de runtimes waarmee het project compatibel moet zijn.
  9. Klik op Volgende.
  10. Selecteer de modules die u aan het project wilt toevoegen op de pagina 'J2EE-modules aan EAR-toepassing toevoegen' van de wizard.
  11. Verder kunt u nieuwe modules maken en aan het project toevoegen:
    1. Klik op de knop Nieuwe module.
    2. Als u één module wilt maken, selecteert u het vakje Standaardmodules maken, selecteert u het gewenste moduletype, klikt u op Volgende en volgt u de instructies van de wizard Nieuw project.
    3. Als u meer dan één module wilt maken, selecteert u het vakje Standaardmodules maken, selecteert u vakjes voor de projecttypen die u wilt maken en klik u op Voltooien. Voor elke module kunt u een naam opgeven. Aan alle modules worden standaardinstellingen toegekend die voor het projecttype geschikt zijn en alle modules hebben hetzelfde serverdoel als de bedrijfstoepassing.
  12. Klik op Voltooien.

Verwante onderwerpen
J2EE-architectuur
Bedrijfstoepassingsprojecten
Verwante taken
Een EAR-bestand met een bedrijfstoepassing importeren
Een bedrijfstoepassingsproject naar een EAR-bestand exporteren
Een facet aan een J2EE-project toevoegen