Filters toepassen in profileringsviews
De profileringstool biedt een filtermechanisme waarmee u de hoeveelheid weergegeven gegevens in de verschillende profileringsviews kunt beperken. Er zijn profileringsfilters beschikbaar in de views UML2-reeksdiagram, Geheugenstatistieken en Uitvoeringsstatistieken.
- Als u met filters wilt werken, kiest u Filters beheren
in het werkbalkmenu.
- Klik op Nieuw om een nieuwe filter toe te voegen...
- Selecteer in het dialoogvenster Filters bewerken de optie Profileringsfilter en klik op OK.
- Definieer de filter door een of beide filtermechanismen te gebruiken op het tabblad Standaard of Geavanceerd. Op het tabblad Standaard kunt u snel eenvoudige, algemene filters instellen. Op het tabblad Geavanceerd kunt u aangepaste filters maken.
- U definieert als volgt een standaardfilter:
- Als u alleen gegevens wilt afbeelden die met een tekenreekspatroon overeenkomen, geeft u het patroon op in het veld Filtertekenreeks.
- Selecteer het objecttype waarop u wilt filteren, d.w.z. per pakket, klasse of methode.
- Markeer het selectievakje Informatie afbeelden volgens als u alleen een specifieke set gegevens wilt afbeelden. Gebruik de vervolgkeuzevakjes om de filter te definiëren. In het onderstaande voorbeeld is de filter ingesteld om de tien laagste items weer te geven, gerangschikt op het aantal aanroepen.

- U definieert als volgt een geavanceerde filter:
- Klik op het tabblad Geavanceerd. In de filtertabel Geavanceerd worden alle gedefinieerde filtercriteria weergegeven. In de view worden de profileringsgegevens weergegeven die overeenkomen met alle criteria. Als er geen filtercriteria zijn opgegeven, worden alle gegevens afgebeeld.
- Om een item aan de tabel toe te voegen, klikt u op Toevoegen. Selecteer het kenmerk waarop u wilt filteren in de lijst Kenmerk. Selecteer
de operator (met Lijkt op voert u een patroonzoekopdracht uit). Voer de waarde in die het profileringsgegeven voor het kenmerk moet hebben om gefilterd te worden:
- Gebruik een asterisk (*) om een willekeurige tekenreeks aan te geven.
- Gebruik een rechtopstaand streepje (|) om een niet-exclusieve "of" aan te geven.
Klik op OK.
- Om een bestaand item te bewerken, selecteert u het item en klikt u op Bewerken. Pas vervolgens de velden aan.
- Om een item te verwijderen, selecteert u het en klikt u op Verwijderen.
- Selecteer de vervolgkeuzelijst met groepsexpressies om items in de tabel met AND of OR te groeperen. Standaard wordt de voorwaarde AND gehanteerd.
Om een bestaande filter te bewerken, klikt u op Filters beheren
op de werkbalk of selecteert u de filter in het vervolgkeuzemenu. Als de filter in de view is geselecteerd en toegepast, klikt u op Filter om de filter te bewerken. Als er geen filter is toegepast, heeft een klik op Filter als resultaat dat het venster Filter maken wordt geopend.
Opmerking: voor viewfilters kunt u het beste eerst de toepassingscontext voor de view kiezen, mits deze optie beschikbaar is. Dat wil zeggen: als u de view zodanig wilt filteren dat alleen een bepaald Java-pakket wordt afgebeeld, moet u de weergave eerst op de toepassingscontext Java instellen en vervolgens het filterpatroon opgeven.
Voor importfilters is de toepassingscontext van de te importeren gegevens nog niet bekend. Importfilters worden altijd met de Java-syntaxis gespecificeerd, waarbij de componenten van een pakketnaam door middel van een punt van elkaar worden gescheiden, bijvoorbeeld "org.eclipse.".
Zie Toepassingscontexten in profileringsviews begrijpen
Verwante concepten
Overzicht profileringstool
Overzicht van de Log and Trace Analyzer
Verwante taken
Een toepassing profileren
UML2-traceerinteractieviews gebruiken
De view Geheugenstatistieken gebruiken
Uitvoeringsstatistieken gebruiken
(C) Copyright IBM Corporation 2000, 2006. Alle rechten voorbehouden.