Eenvoudige typen toevoegen

Eenvoudige typen dienen voor het maken van afgeleide gegevenstypen. Een eenvoudig type bevat een reeks voorwaarden voor de waarderuimte (een reeks waarden) en de lexicale ruimte (een reeks geldige literalen) van een gegevenstype.

U kunt geen elementcontent of kenmerken aan een eenvoudig type toewijzen. Elementen met getallen (en tekenreeksen, data enzovoort) die geen subelementen bevatten, hebben een eenvoudig type.

De volgende instructies zijn opgesteld voor het perspectief Resource, maar kunnen ook in tal van andere perspectieven worden gebruikt.

Een eenvoudig type toevoegen:

  1. Open uw XML-schema in de editor voor XML-schema's.
  2. Klik in de view Overzicht met de rechtermuisknop op Typen en klik op Eenvoudig type toevoegen.
  3. Selecteer in de view Overzicht het nieuwe eenvoudige type.
  4. Klik in de view Eigenschappen op het tabblad Algemeen.
  5. Typ een nieuwe naam voor het eenvoudige type in het veld Naam field.
  6. U kunt de volgende opties selecteren in de lijst Variëteit:
    • atomic. Alle ingebouwde eenvoudige typen van de XML-schemataal zijn atomisch.
    • list. Lijsttypen bestaan uit reeksen atomische typen. De waarden ervan bestaan uit reeksen atomische waarden met vaste lengte.
    • union. Door een uniontype kan een element of kenmerkwaarde een of meer instances vormen van een type dat afkomstig is van de union van meerdere atomische en lijsttypen.
  7. Als u atomic in de lijst Variëteit hebt geselecteerd, klikt u op Bladeren Afbeelding van de knop Bladeren naast het veld Basistype om een basistype voor het eenvoudige type op te geven. In het dialoogvenster Type instellen ziet u alle beschikbare ingebouwde en eigenhandig gedefinieerde typen. U kunt het bereik van de lijst wijzigen door een van de volgende opties te selecteren:
    • Werkgebied. Hier worden alle typen afgebeeld die beschikbaar zijn in uw werkgebied.
    • Ingesloten project. Hier worden alle typen afgebeeld die beschikbaar zijn in het project dat uw bestand bevat.
    • (Standaard) Huidige resource. Geeft een lijst van alle typen in het actieve bestand.
    • Werksets. Hier worden alle typen afgebeeld die beschikbaar zijn in de geselecteerde werkset.
  8. Als u list in de lijst Variëteit hebt geselecteerd, klikt u op Bladeren Afbeelding van de knop Bladeren naast het veld Itemtype om een itemtype voor het eenvoudige type op te geven. In het dialoogvenster Type instellen ziet u alle beschikbare ingebouwde en eigenhandig gedefinieerde typen. U kunt het bereik van de lijst wijzigen door een van de volgende opties te selecteren:
    • Werkgebied. Hier worden alle typen afgebeeld die beschikbaar zijn in uw werkgebied.
    • Ingesloten project. Hier worden alle typen afgebeeld die beschikbaar zijn in het project dat uw bestand bevat.
    • (Standaard) Huidige resource. Geeft een lijst van alle typen in het actieve bestand.
    • Werksets. Hier worden alle typen afgebeeld die beschikbaar zijn in de geselecteerde werkset.
  9. Als u union in de lijst Variëteit hebt geselecteerd, klikt u op Bladeren Afbeelding van de knop Bladeren naast het veld Lidtype om een lidtype voor het eenvoudige type op te geven. U kunt zowel ingebouwde eenvoudige typen alsdoor uzelf gedefinieerde eenvoudige typen aan de lijst van lidtypen toevoegen.
  10. Klik op het tabblad Beperkende voorwaarden. Hier kunt u waarden voor specifieke beperkende voorwaarden invoeren inclusief beperkende voorwaarden voor lengte, opsommingen en patronen.
    1. Door middel van opsommingen kunt u een reeks geldige waarden voor een eenvoudig type definiëren. De waarden kunnen als geldige waarden in het instancedocument worden gebruikt door het eenvoudige type. U kunt één of meerdere opsommingen tegelijkertijd toevoegen:
      • Als u één opsomming per keer wilt toevoegen, selecteert u onder Specifieke beperkende waarden de optie Opsommingen en klikt u opToevoegen en geeft u een waarde op voor de opsomming.
      • Als u meerdere opsommingen per keer wilt toevoegen, voert u deze stappen uit:
        1. Kies Opsommingen.
        2. Klik op Toevoegen.
        3. Voer de waarde van elke opsomming in. Tussen elke waarde moet een scheidingsteken worden geplaatst. Eerste, Tweede levert bijvoorbeeld twee opsommingen op: één met de waarde "Eerste" en één met de waarde "Tweede".
        4. Selecteer het vakje Voorloop- en volgwitruimte behouden als u de witruimte rond de opsommingswaarden wilt behouden. Als dit vakje is geselecteerd, worden de waarden van Eerste, Tweede afgebeeld als "Eerste" en " Tweede" (met de spatie vóór "Tweede").
        5. Klik op OK. De opsommingen worden gemaakt en in de view Eigenschappen afgebeeld.
    2. Met patronen kunt u bepaalde beperkende voorwaarden aanbrengen met betrekking tot toegestane waarden. U kunt het veld bijvoorbeeld beperken tot het accepteren van invoer die voldoet aan het patroon "vijf cijfers gevolgd door twee ASCII-hoofdletters". U stelt als volgt een beperkende voorwaarde voor een patroon in:
      1. Selecteer Patronen.
      2. Klik op Toevoegen.
      3. Maak het expressiepatroon dat u als beperkende voorwaarde wilt gebruiken met behulp van de wizard Expressie.
      4. Klik op Voltooien.
  11. Klik op het tabblad Documentatie als u informatie over dit eenvoudige type wilt verschaffen. De pagina Documentatie wordt gebruikt voor gegevens voor de gebruiker, zoals een beschrijving.
  12. Klik op het tabblad Extensies als u toepassingsinformatie-elementen wilt toevoegen aan uw annotaties van schemacomponenten. Met de pagina Extensies kunt u het schema opgeven en kunt u XML-content toevoegen aan uw annotaties.
Verwante taken
Patroonfacetten toevoegen aan eenvoudige typen