Configuratie van de geïntegreerde agentcontroller
De geïntegreerde agentcontroller kan worden geconfigureerd via de bijbehorende voorkeurenpagina
in de TPTP-workbench. U opent deze voorkeurenpagina als volgt: kies de optie
Voorkeuren... in het menu Venster, vouw het knooppunt Agentcontroller
in het linkervenster uit en selecteer Geïntegreerde agentcontroller.
De voorkeurenpagina bestaat uit twee tabbladen: Instelling en Omgeving.
Instelling
Op dit tabblad vindt u de volgende configuratie-instellingen:
Inschakelen:
Standaard is de geïntegreerde agentcontroller ingeschakeld. U kunt de geïntegreerde
agentcontroller echter uitschakelen door deze optie te deselecteren. Als een
gebruiker alleen de lokale zelfstandige RAC wilt gebruiken, kan het nuttig
zijn de geïntegreerde agentcontroller uit te schakelen om mogelijke verwarring
te voorkomen.
Als de geïntegreerde agentcontroller is uitgeschakeld,
kunnen de overige instellingen niet worden geconfigureerd en zijn deze
niet meer beschikbaar.
Altijd actief:
Standaard is de
geïntegreerde agentcontroller slechts tijdelijk actief. De geïntegreerde agentcontroller
wordt naar behoefte automatisch geactiveerd en gedeactiveerd. Het is echter mogelijk
de geïntegreerde agentcontroller de gehele tijd actief te houden totdat de
TPTP-workbench wordt gesloten door deze instelling op deze voorkeurenpagina
in te schakelen. Dit is nuttig als een gebruiker alleen de
geïntegreerde agentcontroller wil gebruiken in plaats van de lokale,
zelfstandige RAC.
Logboek inschakelen:
Standaard is de logboekservice voor de geïntegreerde agentcontroller
uitgeschakeld. U kunt de logboekservice activeren door dit
selectievakje in te schakelen. Dit kan handig zijn voor het analyseren
van problemen. Het gewenste logboekniveau kan worden geselecteerd in het
bijbehorende vervolgkeuzemenu. Het logboekbestand, tptp_iac.log
,
bevindt zich in de directory die is opgegeven in het veld Logboekdirectory op
het tabblad Omgeving.
Verbindingen op afstand toestaan:
Dit is een experimentele optie waarmee de geïntegreerde agentcontroller
op een poort kan luisteren zoals de RAC. Normaal gesproken zal deze
optie door gebruikers van de geïntegreerde agentcontroller niet worden
gebruikt.
Blokgrootte gedeeld geheugen (MB):
De standaardblokgrootte van het gedeelde geheugen voor gegevensoverdracht is
16 MB. Het is raadzaam deze instelling bij normaal gebruik niet te verhogen,
omdat dit de geheugenvereisten van de workbench beïnvloedt.
Omgeving
Uitvoerbaar Java-bestand:
Dit is het uitvoerbare Java-bestand dat door de geïntegreerde agentcontroller wordt gebruikt
om een toepassing te starten (bijvoorbeeld een te profileren toepassing). Standaard
is dit het uitvoerbare Java-bestand dat wordt gebruikt om de TPTP-workbench te
starten. Indien gewenst kunt u een ander uitvoerbaar Java-bestand opgeven.
Tijdelijke systeemdirectory (SYS_TEMP_DIR):
Deze omgevingsvariabele wordt doorgegeven aan de toepassing die door de geïntegreerde
agentcontroller wordt gestart. Desgewenst kunt u een andere directory opgeven.
Tijdelijke agentdirectory (LOCAL_AGENT_TEMP_DIR):
Deze omgevingsvariabele wordt doorgegeven aan de toepassing die door de geïntegreerde
agentcontroller wordt gestart. Desgewenst kunt u een andere directory opgeven.
Logboekdirectory:
Dit is de directory waarin het logboekbestand wordt opgeslagen. Standaard is dit
de directory <werkgebied>/.metadata/.plugins/org.eclipse.hyades.execution.
Desgewenst kunt u een andere directory opgeven.