Een connectorproject wordt als RAR-bestand in gebruik genomen. U kunt een connectorproject importeren door een in gebruik genomen RAR-bestand te importeren.
Het importeren van een RAR-bestand met een connectorproject met de wizard gaat als volgt:
- Selecteer in het perspectief J2EE . Het venster Importeren wordt geopend.
- Klik onder Selecteer een importbron op .
- Klik op Volgende.
- Geef in het veld Connectorbestand het volledige pad
en de naam op van het RAR-connectorbestand dat u wilt importeren. Klik op de knop Bladeren om naar het RAR-bestand
te navigeren in het bestandssysteem.
- Typ in de keuzelijst Connectormodule een nieuwe
projectnaam of selecteer een connectorproject uit de vervolgkeuzelijst. Als u een nieuwe projectnaam in dit veld typt, wordt het connectorproject
aan de hand van de versie van het RAR-bestand gemaakt en in de standaardlocatie
opgeslagen.
- Selecteer in de vervolgkeuzelijst Doelruntime de
toepassingenserver die u wilt gebruiken voor de ontwikkeling van uw project. Deze keuze is bepalend voor de runtime-instellingen van de klassenpaditems voor het project.
- Als u de nieuwe module aan een bedrijfstoepassingsproject wilt toevoegen,
selecteert u het vakje Project aan EAR toevoegen en
selecteert u een bestaand bedrijfstoepassingsproject in de lijst.
Vervolgens klik u op Nieuw.
- Typ in de keuzelijst met invoerveld EAR-toepassing
een nieuwe projectnaam of selecteer een bestaand bedrijfstoepassingsproject in
de vervolgkeuzelijst. Of klik op de knop Nieuw om de wizard Nieuw EAR-project te starten.
Opmerking: Als u een nieuwe projectnaam opgeeft, wordt het bedrijfstoepassingsproject op de
standaardlocatie gemaakt in de laagst mogelijke compatibele J2EE-versie, op
basis van de versie van het project dat u wilt maken. Als u een andere versie of een andere locatie voor de bedrijfstoepassing wilt
opgeven, dient u de wizard Nieuw EAR-project te gebruiken.
- Klik op Voltooien om het RAR-connectorbestand te importeren.