Profileringsresources importeren

U kunt profileringsresources, zoals filters of gegevens, uit een bestand importeren. Het profileringsbestand kan zijn gemaakt tijdens een zelfstandige profileringssessie, via de agentcontroller, maar kan ook zijn opgeslagen in een extern bestand tijdens een eerdere profileringssessie.

Profileringsgegevens importeren uit een bestand

  1. Ga naar Bestand > Importeren. De wizard Importeren wordt geopend.
  2. Selecteer Profilering en vastleggen in logboeken> Profileringsbestand. Klik op Volgende. Het venster Profielbestand wordt geopend.
  3. Geef het te importeren Profielbestand op en kies een project en een monitor voor het profielbestand nadat het bestand is geïmporteerd. De importeerwizard gaat standaard van TRCXML-bestanden uit.
  4. Geef aan of u het profielbestand volledig of alleen gedeeltelijk (in een percentage) wilt importeren.
  5. Geef aan of u alleen heapstatistieken, uitvoeringsstatistieken of alle gegevens wilt afbeelden.
  6. Kies de profileringsfilters die u tijdens het importeren wilt toepassen op de gegevens. Als er geen filters zijn gedefinieerd, kunt u de tab Filter openen en op Nieuw... klikken om een nieuwe importtraceerfilter te maken.
    1. Optioneel: U kunt de filter definiëren door een of beide filtermethoden te gebruiken: Standaard of Geavanceerd. Op het tabblad Standaard kunt u snel eenvoudige, algemene filters instellen. Op het tabblad Geavanceerd kunt u aangepaste filters maken.
    2. U definieert als volgt een standaardfilter:
      1. Als u alleen gegevens wilt afbeelden die met een tekenreekspatroon overeenkomen, geeft u het patroon op in het veld Filtertekenreeks.
      2. Selecteer het objecttype waarop u wilt filteren, d.w.z. per pakket, klasse of methode.
    3. U definieert als volgt een geavanceerde filter:
      1. Klik op het tabblad Geavanceerd. In de filtertabel Geavanceerd worden alle gedefinieerde filtercriteria weergegeven. Profielgegevens die aan een of meer criteria voldoen, worden tijdens het importeren gefilterd.
      2. Om een item aan de tabel toe te voegen, klikt u op Toevoegen. Selecteer het kenmerk waarop u wilt filteren in de lijst Kenmerk. Selecteer de operator (met Lijkt op voert u een patroonzoekopdracht uit). Voer de waarde in die het profileringsgegeven voor het kenmerk moet hebben om gefilterd te worden:
        • Gebruik een asterisk (*) om een willekeurige tekenreeks aan te geven.
        • Gebruik een rechtopstaand streepje (|) om een niet-exclusieve "of" aan te geven.
      3. Klik op OK.

      4. Om een bestaand item te bewerken, selecteert u het item en klikt u op Bewerken. Pas vervolgens de velden aan.
      5. Om een item te verwijderen, selecteert u het en klikt u op Verwijderen.
  7. Klik op Voltooien.

De geïmporteerde resources worden afgebeeld in de view Profielmonitor.

Profielfilters importeren uit een bestand

U kunt profielfilters uit eerdere sessies importeren en opnieuw gebruiken. Om een profielfilter te importeren, gaat u als volgt te werk:

  1. Ga naar Bestand > Importeren. De wizard Importeren wordt geopend.
  2. Selecteer Profielfilter. Klik op Volgende.
  3. Geef de naam van de filter op in het veld Filterbestand.
  4. Selecteer met de pijltjestoetsen de filters die u wilt importeren uit het opgegeven profielfilterbestand.
  5. Klik op Voltooien. De profielfilters worden geïmporteerd en gereed gemaakt voor de profileringssessie.

Verwante concepten
Overzicht profileringstool
Profileringsresources

Verwante taken
Profileringsresources opslaan
Een toepassing profileren