CMP-entiteitbeans met ondersteuning voor XDoclet-annotaties maken

Met behulp van een wizard kunt u een CMP-entiteitbean maken en deze aan het project toevoegen.

Voordat u een enterprisebean kunt maken, moet u:

Om een CMP-entiteitbean te maken, gaat u als volgt te werk:

  1. Ga in het perspectief J2EE naar Bestand > Nieuw > Overige > EJB > XDoclet-enterprisebean. De wizard Enterprisebean maken wordt gestart.
  2. Selecteer Door container beheerde entiteitsbean.
  3. Klik op Volgende.
  4. Selecteer het project waarin de nieuwe bean moet worden opgenomen.
  5. Kies in het veld map de map voor de nieuwe bean.
  6. Geef in het veld Java-pakket de pakketnaam voor de nieuwe bean op.
  7. Typ in het veld Klassennaam een naam voor de enterprisebean. Standaard hoort een beannaam te beginnen met een hoofdletter.
    Opmerking: U kunt Unicode-tekens voor de beannaam gebruiken, maar Unicode-tekens worden niet ondersteund voor enterprisebeanpakketten en de bijbehorende klassen van enterprisebeans.
  8. Wijzig de superklasse van de bean als u wilt dat deze wordt overgenomen van een andere klasse dan java.lang.Object.
  9. Klik op Volgende.
  10. Geef een EJB-naam voor de bean op. Dit is de naam van de enterprisebeanklasse.
  11. Geef een schemanaam op voor het abstracte schema van de bean.
  12. Geef een weergavenaam voor de bean op. Dit is een korte naam voor de enterprisebean die door hulpprogramma's wordt gebruikt.
  13. Geef een beschrijving voor de bean op.
  14. Selecteer een CMP-versie voor de nieuwe bean:
    • Bij 1.x voegt u de bean toe aan een project van EJB 1.0 of nieuwer.
    • Bij 2.x voegt u de bean toe aan een project van EJB 2.0 of nieuwer.
  15. Selecteer een usecase voor de nieuwe bean:
    • Kenmerken importeren uit tabel geeft aan dat de kenmerken van de CMP-entiteitsbean worden geïmporteerd uit een databasetabel. Klik op Volgende.
      1. Voer een van de volgende handelingen uit:
        • Als u een beschikbare verbindingsdefinitie wilt selecteren, klikt u op een verbinding in de lijst Beschikbare verbindingsdefinities. Klik op Volgende.
        • Als u een nieuwe JDBC-verbindingsdefinitie wilt maken, klikt u op Nieuw. Geef op de pagina Verbindingsparameters van de wizard Nieuwe verbinding de vereiste parameters van de JDBC-verbinding op. Selecteer een databasemanager, een JDBC-stuurprogramma en andere verbindingsgegevens. Als u JDBC-verbindingsfilters wilt opgeven, deselecteert u het vakje Filter uitschakelen en stelt u de gewenste filters in. Klik op Voltooien.
    • Nieuwe kenmerken definiëren geeft aan de kenmerken van de CMP-entiteitsbean worden door uzelf worden gedefinieerd. Klik op Volgende.
      1. Als u een CMP-kenmerk voor de entiteitsbean wilt maken, klikt u op Toevoegen.
      2. Als u een naam voor het kenmerk wilt opgeven, klikt u in het veld Naam en voert u een waarde in.
      3. Als u een type voor het kenmerk wilt opgeven, klikt u in het veld Type en voert u een type in.
      4. Als u het kenmerk als primair veld voor de entiteitsbean wilt instellen, selecteert u het vakje Primaire sleutel.
      5. Als u een tabelnaam voor de entiteitsbean wilt opgeven, typt u een naam in het veld Tabel.
      6. Als u meer kenmerken wilt toevoegen, herhaalt u de stappen a tot en met d.
  16. Klik op Volgende.
  17. Selecteer welke modificaties u voor de klasse wilt gebruiken. U kunt kiezen uit Public, Abstract en Final.
  18. Selecteer de interfaces die u door de bean wilt laten implementeren:
    • Klik op de knop Toevoegen om het dialoogvenster Typen selecteren te openen, waarin u de interface kunt kiezen die u wilt laten implementeren.
    • Als u eerder een interface hebt toegevoegd en die niet meer wilt implementeren, selecteert u de interface in de lijst en klikt u op Verwijderen.
  19. Selecteer de methodestubs die u met de wizard wilt maken. U kunt kiezen uit main, Overgenomen abstracte methoden en Constructors van de superklasse.
  20. Klik op Voltooien. De nieuwe bean wordt toegevoegd aan het opgegeven EJB-project.