Een Java-toepassing buiten het werkgebied profileren

Om een Java-toepassing te profileren die ergens in het bestandssysteem is opgeslagen, gebruikt u een geïntegreerde agentcontroller in plaats van een gewone agentcontroller.

  1. Ga naar Uitvoeren > Profiel.... De wizard Profiel wordt geopend.
  2. Selecteer in het linkergedeelte (Configuraties) Externe Java-toepassing.
  3. Klik op Nieuw. Er wordt een nieuwe configuratie gemaakt met de standaardnaam Nieuwe_configuratie. U kunt eventueel een duidelijkere naam opgeven.
  4. Selecteer op het tabblad Host, in de sectie Standaardhosts, Lokale directe verbinding.

     De wizard Profiel


  5. Ga naar het tabblad Main en vul de klassennaam en het klassenpad in om de toepassing in te stellen.
  6. Ga naar het tabblad Profileren en selecteer het type profileringsgegevens dat u wilt verzamelen.
  7. Klik op Profiel. De toepassing wordt door de geïntegreerde agentcontroller in de profileringswerkstand gestart, waardoor ook de profileringsagent actief wordt. De workbench wordt automatisch aan de profileringsagent gekoppeld en het profileren kan van start gaan.

Opmerking

Als de lokale agentcontroller actief is, wordt deze gebruikt in plaats van de geïntegreerde agentcontroller.

Verwante taken
Werken met de agentcontroller
Profileren met een geïntegreerde agentcontroller
 



Copyright (C) 2006 Intel Corporation.