Eigenschappen van webprojecten instellen

Er zijn veel eigenschappen voor een webproject die u kunt instellen en die invloed hebben op de levenscyclus van het project en de afhankelijkheid van andere webresources en processen voor webontwikkeling. Nadat u een bestaand project hebt bijgewerkt of geïmporteerd, moet u deze eigenschappen bijwerken of verifiëren.

U kunt de eigenschappen van een webproject als volgt bekijken of instellen:

  1. Klik met de rechtermuisknop op een webproject en kies Eigenschappen in het voorgrondmenu.
  2. Selecteer een eigenschaptype in het linkerdeelvenster van het venster Eigenschappen om de eigenschappen van het webproject te bekijken of te wijzigen. Voor elke eigenschap kunt u wijzigingen aanbrengen en standaardinstellingen wijzigen. Afhankelijk van het type webproject (statisch of dynamisch) zijn de volgende eigenschaptypen beschikbaar:
    Info
    Bevat algemene informatie over projecttype, locatie en modificatiestatus.
    BeanInfo-pad (alleen voor dynamisch webproject)
    Als u BeanInfo Introspection inschakelen voor dit project selecteert, kunt u de inhoud en de volgorde opgeven van de zoekpaden voor Java-beans, voor relevante bean-informatie. U kunt de pakketten waarmee bean-informatie wordt opgenomen, toevoegen, verwijderen en opnieuw rangschikken (met de knoppen Omhoog en Omlaag).
    Builders
    Externe tools in de buildvolgorde toevoegen, verwijderen of anders rangschikken. Als u Nieuw kiest, om een nieuw extern tool aan de lijst toe te voegen, wordt de wizard Nieuw extern tool geopend, waarin u het nieuwe buildtool kunt definiëren.
    J2EE (alleen voor dynamisch webproject)
    De webniveauspecificatie definiëren en de contextdirectory en de naam van de webcontentmap wijzigen
    Java-buildpad (alleen voor dynamisch webproject)
    De informatie over het Java-buildpad bekijken of wijzigen die u hebt opgegeven bij het maken van het project met de wizard Dynamisch webproject maken. Steeds wanneer het webproject opnieuw wordt gebouwd, worden klassenbestanden die worden gemaakt of bijgewerkt in de opgegeven uitvoermap geplaatst.
    Opmerking: Een bibliotheekitem in het Java-buildpad blijft behouden, tenzij het JAR-bestand uit de map WEB-INF/lib wordt gewist. Wanneer u het item voor het bibliotheekpad verwijdert, maar niet het JAR-bestand, wordt de bibliotheek automatisch opnieuw aan het pad toegevoegd.
    Java-compiler (alleen voor dynamisch webproject)
    Definieer of u werkgebiedinstellingen of projectinstellingen wilt gebruiken voor het compileren van Java-code, inclusief instellingen voor problemen, stijl, naleving en klassenbestanden en het buildpad.
    Javadoc-locatie (alleen voor dynamisch webproject)
    Een standaardlocatie (URL) definiëren voor Javadoc die beschikbaar is voor het project.
    Java JAR-dependency's (alleen voor dynamisch webproject)
    JAR-dependency's voor het project definiëren en rangschikken. Houd er rekening mee dat deze dependency's kunnen verschillen, afhankelijk van de koppeling van het webproject met bedrijfstoepassingsprojecten.
    JSP-taaktags
    JSP-taaktags toevoegen, bewerken of verwijderen en de tagprioriteit opgeven. Deze uit te voeren taken verschijnen in de view Taken.
    JSP-compilatie
    Geef op wanneer in het buildproces een JSP moet worden gecompileerd
    JSP-fragment (alleen voor dynamisch webproject)
    Definieer de waarden voor standaardcodering, de pagina-instructie en het contenttype voor JSP-fragmenten in het webproject.
    Linkvalidatie/herstructurering
    Instellingen voor linkbeheer en validatie op projectniveau definiëren. Deze instellingen overschrijven soortgelijke voorkeuren in de workbench voor het huidige project.
    Projectverwijzingen
    Verwijzingen naar andere webprojecten in het werkgebied.
    Server
    Selecteer de serverinstance die wordt gebruikt om de noodzakelijke functies voor ontwikkeling, testen en publiceren voor het project uit te voeren.
    Validatie
    Geef op welke validators voor het project moeten worden uitgevoerd en of validatie automatisch moet plaatsvinden als resource-updates naar het project worden geschreven. Welke validators beschikbaar zijn, is afhankelijk van het type resources in het project. Standaard worden validators automatisch uitgevoerd als u resources in een webproject opslaat. Als u niet wilt dat validators automatisch worden uitgevoerd als u deze resources opslaat, selecteert u optie Validatie vervangen en schakelt u de optie Validatie automatisch uitvoeren als u wijzingen in een resource opslaat uit.
    Opmerking: U kunt automatische validatie (en builds) ook uitschakelen voor alle projecten, door de optie Automatisch bouwen bij resourcewijziging in de eigenschappen van de Workbench uit te schakelen. Als u automatische builds uitschakelt, kunt u handmatige builds (en validatie) uitvoeren door Project > Project opnieuw opbouwen te kiezen.
    Webcontentinstellingen
    Alle webcontentinstellingen voor een webproject. U kunt het documenttype, CSS-profiel en doelapparaat opgeven.
    Webprojectopties
    Selecteer de opties die u voor het webproject wilt inschakelen, zoals de paginasjabloonondersteuning.
  3. Nadat u de instellingen voor het webproject hebt bijgewerkt, klikt u op OK om de instellingen op te slaan en het dialoogvenster Eigenschappen te sluiten.