Probedoelen en -filters

Probekit hanteert twee sets regels om vast te stellen of een bepaalde methode moet worden geïnstrumenteerd: de regels die in de doelspecificaties van de probedefinitie zijn vastgelegd en de regels die tijdens het starten van de toepassing met behulp van filters worden opgegeven in het dialoogvenster Profiel. Zowel de doelspecificaties als de filters bepalen of een probe op een bepaalde methode wordt toegepast, ongeacht of deze expliciet zijn opgegeven.

Een probe wordt op een bepaalde methode toegepast als de methode door beide sets regels als "opgenomen" wordt gemarkeerd.

Om vast te stellen of de methode door een set regels wordt opgenomen, worden alle regels één voor één door Probekit doorlopen in de opgegeven volgorde. Hierbij worden het pakket, de klasse en de naam van de methode vergeleken met de zoekreeksen van de regels. Zodra er een overeenkomst is aangetroffen, wordt de methode afhankelijk van de regelinstellingen als "opgenomen" of "uitgesloten" gemarkeerd. Na de eerste treffer worden de overige regels niet meer geëvalueerd. Aan het einde van elke set bevindt zich de impliciete regel "alles opnemen". Als een set leeg is of er geen overeenkomst is aangetroffen, wordt de methode opgenomen.

Voor het toepassen van een probe op een specifieke methode of een set methoden kunt u doelspecificaties of filters, of een combinatie van beide, gebruiken.

Verwante onderwerpen
Probegegevens verzamelen: standaardgebruik