Het niveau instellen van de naleving van WS-I

De WS-I-validatietools voor webservices bieden ondersteuning voor de WS-I-nalevingsniveaus die in de profielen WS-I Basic Profile 1.1, WS-I Simple SOAP Binding Profile 1.0 (WS-I SSBP) en WS-I Attachments Profile 1.0 (WS-I AP) worden voorgeschreven. U kunt zelf bepalen of u de webservice compatibel wilt maken. RPC/gecodeerd en SOAP via JMS zijn voorbeelden van protocollen die niet voldoen aan WS-I.

U kunt het nalevingsniveau instellen voor het profiel Basic Profile of Simple SOAP Binding Profile of het profiel Attachments Profile. Er zijn drie nalevingsniveaus met WS-I-specificaties waaruit u kunt kiezen:

U kunt het niveau van WS-I-naleving instellen voor het hele werkgebied of per project.

Het niveau van WS-I-naleving instellen voor het werkgebied

U kunt het niveau van WS-I-naleving als volgt instellen voor het werkgebied:

  1. Selecteer Voorkeuren in het menu Venster.
  2. Selecteer Webservices uit de lijst van componenten aan de linkerzijde van het paneel.
  3. Selecteer het nalevingsniveau onder Profielnaleving en -validatie.
  4. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.

Het niveau van WS-I-naleving instellen voor een project

U kunt het niveau van WS-I-naleving als volgt instellen voor een project:

  1. Klik met de rechtermuisknop in de Projectnavigator en selecteer Eigenschappen.
  2. Selecteer Profielnaleving en -validatie in de lijst van componenten aan de linkerzijde van het paneel.
  3. Selecteer het gewenste nalevingsniveau in de vervolgkeuzelijsten of geef aan dat voor het project dezelfde instellingen moeten worden gehanteerd als voor het werkgebied.
  4. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.