Logboeken configureren
Een belangrijk aspect van elke servertoepassing is het vastleggen in logboeken. De agentcontroller levert logboeken voor foutopsporing en voor foutmelding. Dit wordt bereikt met behulp van een enkel logboekbestand, servicelog.log, dat standaard wordt geplaatst in de config-directory waar de agentcontroller is geïnstalleerd. Vastleggen in logboeken configureert u als volgt
Standaard logboekendirectory wijzigen
In bepaalde situaties is het noodzakelijk de standaard logboekendirectory te wijzigen. Dit kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn op systemen waarop de agentcontroller is geïnstalleerd op een bestandssysteem dat alleen lezen is.
Om de standaard logboekendirectory te wijzigen, voert u de volgende stappen uit:
- Zoek het configuratiebestand serviceconfig.xml op. Raadpleeg de bijbehorende taak.
- Open het bestand in een editor en zoek het element <Logging> op.
- Geef de nieuwe logboekendirectory op als waarde van het kenmerk directory van dit element.
Logboekenfilters wijzigen
U kunt door middel van een eenvoudige logboekfilter opgeven dat alleen berichten van een bepaald logboekniveau of hoger moeten worden vastgelegd. De verschillende logboekniveaus worden hieronder weergegeven.
- SEVERE: alleen onherstelbare foutberichten worden vastgelegd.
- CRITICAL (standaard): zoals hierboven, plus berichten die aangeven dat de normale verwerking is onderbroken door een fout.
- WARNING: zoals hierboven, plus berichten over onverwachte events die de verwerking verder niet beïnvloeden.
- INFORMATION: zoals hierboven, plus berichten over normale events die van belang kunnen zijn voor de gebruiker.
- DEBUG: zoals hierboven, plus gedetailleerde berichten over de stroom van interne bewerkingen (voor foutopsporingsdoeleinden).
Voor het wijzigen van logboekfilters voert u de volgende stappen uit:
- Zoek in het bestand serviceconfig.xml het element <Logging> op.
- Wijzig de waarde van het kenmerk level in het door u gewenste logboekniveau (zie de beschrijvingen hierboven).
De indeling van de vastgelegde berichten wijzigen
U kunt kiezen of de berichten moeten worden vastgelegd als platte tekst of in de CBE-indeling. Geldige specificaties zijn:
- CBE (standaard): berichten worden vastgelegd in de CBE-indeling (Common Base Event). Hierin vindt u gedetailleerde informatie over de context en herkomst van elk bericht. Deze berichten kunnen het beste worden gelezen met een leesprogramma voor CBE-logboeken.
- Simple: berichten worden vastgelegd als platte tekst.
U wijzigt de logboekindeling als volgt:
- Zoek in het bestand serviceconfig.xml het element <Logging> op.
- Wijzig de waarde van het kenmerk format in de gewenste indeling (zie de beschrijvingen hierboven).
Verwante taken
De configuratiebestanden opsporen
De agentcontroller beheren