Probekit hanteert twee sets regels om vast te stellen of een bepaalde methode moet worden geïnstrumenteerd: de regels die in de doelspecificaties van de probedefinitie zijn vastgelegd en de regels die tijdens het starten van de toepassing met behulp van filters worden opgegeven in het dialoogvenster Profiel. Zowel de doelspecificaties als de filters bepalen of een probe op een bepaalde methode wordt toegepast, ongeacht of deze expliciet zijn opgegeven.
Een probe wordt op een bepaalde methode toegepast als de methode door beide sets regels als "opgenomen" wordt gemarkeerd.
Om vast te stellen of de methode door een set regels wordt opgenomen, worden alle regels één voor één door Probekit doorlopen in de opgegeven volgorde. Hierbij worden het pakket, de klasse en de naam van de methode vergeleken met de zoekreeksen van de regels. Zodra er een overeenkomst is aangetroffen, wordt de methode afhankelijk van de regelinstellingen als "opgenomen" of "uitgesloten" gemarkeerd. Na de eerste treffer worden de overige regels niet meer geëvalueerd. Aan het einde van elke set bevindt zich de impliciete regel "alles opnemen". Als een set leeg is of er geen overeenkomst is aangetroffen, wordt de methode opgenomen.
Voor het toepassen van een probe op een specifieke methode of een set methoden kunt u doelspecificaties of filters, of een combinatie van beide, gebruiken.
- Doelspecificaties zijn geschikt voor probes die altijd een specifieke methode of een set methoden moeten controleren. Raadpleeg Probedoelspecificaties voor meer informatie.
- Filters zijn geschikt als de probe en de doelen niet zo nauw verwant zijn. Raadpleeg Probegegevens verzamelen: standaardgebruik voor meer informatie.
- U beschikt over grote flexibiliteit omtrent het toepassen van probes als u doelspecificaties en filters combineert.
Stel dat u een probe schrijft waarmee gegevens moeten worden verzameld over servlets op toepassingenservers.
Met behulp van een doelspecificatie kunt u instellen dat de probe alleen mag worden toegepast op methoden met de naam doPut:

Deze doelspecificaties beperken niet het pakket of de klasse waarop de probe van toepassing is. Door de probe kunnen dan ook gegevens worden verzameld van iedere methode met de naam doPut in alle uitgevoerde klassen.
Voor alle uitvoeringen wilt u echter alleen gegevens verzamelen van de methode doPut uit een specifieke klasse (bijvoorbeeld mijnServlet). U kunt dan een filter instellen in het dialoogvenster Profiel zodra u de toepassing start:

Nu deze filter en de doelspecificaties in de probe zelf zijn opgegeven, worden tijdens de uitvoering de gegevens verzameld van de specifieke methode doPut die u wilt onderzoeken. Als u tijdens het starten van de probe een andere klasse opgeeft in de filter, kan de probe worden hergebruikt voor andere methoden met de naam doPut.