Gegevenskanaal van agent configureren

In een aantal gevallen kan het nodig zijn het opslaan in buffers aan te bieden tussen de agent en de agentcontroller. Het opslaan in buffers wordt uitgevoerd door tussen de agent en de agentcontroller een gegevenskanaal te gebruiken. De gegevenskanalen zijn gewenst in de situaties waarin de prestaties van agents zeer belangrijk zijn. Zonder een buffer is het mogelijk dat een agent geblokkeerd raakt bij het uitvoeren omdat de testclient de uitvoer niet zo snel kan verwerken als nodig is.

Het gegevenskanaal wordt geconfigureerd met het element <Agent> in het configuratiebestand van de plugin waarin de agent is opgenomen. Het gegevenskanaal van de Java-profileringsagent wordt geconfigureerd door het element <Agent> in plugins\org.eclipse.tptp.platform.collection.framework_<versie>/config/pluginconfig.xml te wijzigen.

Om het <Agent>-element in het configuratiebestand te wijzigen, gaat u als volgt te werk:

  1. Zoek het configuratiebestand op dat het element bevat dat moet worden gewijzigd. Dit is het bestand serviceconfig.xml of het bestand pluginconfig.xml voor de plugin waarin de agent is opgenomen. Raadpleeg de bijbehorende taak.
  2. Open het bestand in een editor en zoek het element <Agent> op.
  3. Wijzig de waarde van het kenmerk dataChannelSize.
    Een voorbeeld:
    De volgende informatie geldt voor Windows. Om op te geven dat een gegevenskanaal van 64 MB moet worden gebruikt als de Java-profileringsagent actief aan het profileren is, wijzigt u de waarde van het kenmerk dataChannelSize in 64 MB.
    <Agent name="Java Profiling Agent" type="Profiler" 
    dataChannelSize="64MB">
    </Agent>

    De volgende informatie is van toepassing op Linux. Op Linux wordt de maximale grootte van het gegevenskanaal beperkt door de maximumgrootte van het gemeenschappelijk geheugen van het systeem. Deze configuratie-instelling vindt u in /proc/sys/kernel/shmmax. Het gegevenskanaal kan niet worden gemaakt als de waarde van het dataChannelSize-kenmerk hoger is dan is opgegeven in /proc/sys/kernel/shmmax.

    De volgende informatie is van toepassing op Solaris. Op Solaris wordt de maximumgrootte van het gegevenskanaal beperkt door de grootte van het gemeenschappelijk geheugen van het systeem. De configuratie-instelling bevindt zich in /etc/system onder het shmmax-kenmerk. Het gegevenskanaal wordt niet gemaakt als de waarde van het dataChannelSize-kenmerk hoger is dan het shmmax-kenmerk dat is opgegeven in /etc/system. Als dit kenmerk niet bestaat, wordt hiervoor standaard de waarde 1 MB gebruikt.

    De volgende informatie is van toepassing op HP-UX. Op HP-UX wordt de maximumgrootte van het gegevenskanaal beperkt door de grootte van het gemeenschappelijk geheugen van het systeem. De configuratie-instelling bevindt zich in /etc/conf/master.d/core-hpux onder het shmmax-kenmerk. Het gegevenskanaal wordt niet gemaakt als de waarde van het dataChannelSize-kenmerk hoger is dan het shmmax-kenmerk dat is opgegeven in /etc/conf/master.d/core-hpux. Als dit bestand of kenmerk niet bestaat, wordt hiervoor standaard de waarde 64 MB gebruikt.

    De volgende informatie is van toepassing op AIX. Op AIX wordt de maximale grootte van het gegevenskanaal beperkt door de maximumgrootte van het gemeenschappelijk geheugen van het systeem, die is vastgelegd op 256 MB. Het gegevenskanaal wordt niet gemaakt als de waarde van het dataChannelSize-kenmerk hoger is dan 256 MB.

    De volgende informatie is van toepassing op  zOS. Op z/OS wordt de maximale grootte van het gegevenskanaal beperkt door de maximale segmentgrootte van het gemeenschappelijk geheugen van het systeem. Deze configuratie-instelling vindt u in de IPCSHMMPAGES-parameter in het MVS BPXPRMxx parmlib-lid. De waarde van IPCSHMMPAGES moet worden ingesteld op een maximumaantal van 4K pagina's dat een gegevenskanaal kan bevatten. Als bijvoorbeeld de dataChannelSize wordt ingesteld op 32M in serviceconfig.xml, moet IPCSHMMPAGES worden ingesteld op een waarde die hoger is dan 8192. Het maken van het gegevenskanaal mislukt als de waarde van het dataChannelSize-kenmerk hoger is dan 4K maal de waarde van IPCSHMMPAGES.

    Om de agentcontroller toe te staan tegelijkertijd met een groot aantal agents te communiceren, moet de parameter IPCSHMNSEGS in het lid MVS BPXPRMxx parmlib op een geschikte waarde worden ingesteld. De parameter IPCSHMNSEGS geeft het maximumaantal segmenten voor gemeenschappelijk geheugen of gegevenskanalen van elke adresruimte op. De standaardwaarde is 10. Met de waarde 50 kunnen bijvoorbeeld 50 agents tegelijkertijd met de agentcontroller communiceren.

Verwante taken
De configuratiebestanden opsporen
De agentcontroller beheren
 


(C) Copyright IBM Corporation 2000, 2006. Alle rechten voorbehouden.