Beveiliging - overzicht

Er kunnen verschillende beveiligingsniveaus worden geconfigureerd:

Opmerking

Op dit moment wordt alleen verificatie via het besturingssysteem ondersteund. Als u andere verificatiemethoden gebruikt, bijvoorbeeld LDAP (Lightweight Directory Access Protocol), moet u de volledige beveiliging niet inschakelen. In plaats daarvan gebruikt u een van de andere opties die hierboven zijn beschreven.

Tijdens de configuratie van de agentcontroller (via SetConfig.bat of SetConfig.sh), kunt kiezen of u de communicatie wilt beveiligen of niet. Door de beveiliging in te schakelen zorgt u ervoor dat de communicatie met de agentcontroller wordt gecodeerd met SSL-technologie (Secure Sockets Layer), en worden alle verbindingen eerst geverifieerd. 

Als de beveiliging in de configuratie is ingeschakeld, verloopt het verificatieproces als volgt wanneer u verbinding maakt met de workbench:           Bij een niet-vertrouwde agentcontroller gaat u als volgt te werk:

Opmerking

Waar in dit document naar bestands- en directorylocaties wordt verwezen, wordt met <installatiedirectory> de directory bedoeld waarin het pakket van de agentcontroller is uitgepakt.


Verwante taken
Beveiligingsinstellingen van de agentcontroller wijzigen na installatie

Copyright (C) 2006 Intel Corporation.