Overzicht van de configuratie van agents en agentcontrollers
Opmerking
Waar in dit document naar bestands- en directorylocaties wordt verwezen, wordt met <installatiedirectory> de directory bedoeld waarin het pakket van de agentcontroller is uitgepakt.
Inleiding
Er zijn drie configuratiebestanden die worden gebruikt om het gedrag van de agentcontroller en agents te beheren:
-
Het configuratiebestand serviceconfig.xml wordt door de agentcontroller tijdens het starten gelezen om connectiviteitsinstellingen, het globale logboekniveau en globale instellingen voor het starten van toepassingen en agents te bepalen. Ook wordt het configuratiebestand opgevraagd door agents die zichzelf bij een bepaalde agentcontroller proberen te registreren. Elke agentcontroller-instance die in hetzelde systeem wordt uitgevoerd vereist een afzonderlijk exemplaar van serviceconfig.xml met unieke connectiviteitsinstellingen. Zie
het bestand
serviceconfig.xml voor meer informatie over de elementen van dit configuratiebestand.
-
De statische configuratiegegevens van een agent bevinden zich in het bestand agent.xml. Dit bestand bevat de gegevens die de agentcontroller nodig heeft voor een bepaalde agent. U moet hierbij denken aan gegevens over de manier waarop de agent moet worden gestart (het pad van het uitvoerbare bestand, opdrachtregelargumenten enzovoort), welke opdrachtsets (interfaces) door de agent worden ondersteund, welke beperkingen zijn opgelegd voor het aantal instances van deze agent dat mag worden uitgevoerd en hoeveel gebruikers van de agent er tegelijkertijd zijn toegestaan. Om deze configuratiebestanden op te sporen, zoekt de agentcontroller in de directory die is opgegeven in het element Agent
van het bestand serviceconfig.xml (meestal gedefinieerd als <installatiedirectory>\agents).
Elke agent heeft een uniek benoemde directory en het bestand agent.xml bevindt zich in die directory (bijvoorbeeld <installatiedirectory>\agents\org.eclipse.tptp.TimeCollector\agent.xml). Wanneer
een agent wordt opgevraagd, gebruikt de agentcontroller de naam die is opgegeven in het configuratiebestand agent.xml
om de agent op te sporen. Zie het
bestand agent.xml voor
meer informatie over de elementen van dit configuratiebestand.
Opmerking
Als de oude interface van de agentcontroller wordt gebruikt om agents te starten,
heeft het bestand agent.xml geen effect. Met de oude interface moet de client
op de hoogte zijn van de naam van het proces dat moet worden gestart. Deze namen worden
gedefinieerd in toepassingsaliassen. Een toepassingsalias moet worden geplaatst
in het bestand pluginconfig.xml of serviceconfig.xml. Een toepassingsalias
dat is gedefinieerd in het bestand agent.xml wordt genegeerd.
-
Het bestand pluginconfig.xml wordt gebruikt door een toepassing (inclusief een agent)
die de omgevingsinstellingen of toepassingsaliassen in serviceconfig.xml moet
uitbreiden. De term "plugin" is misleidend, omdat de toepassing
omdat de toepassing niet de vorm van een Eclipse-plugin hoeft te hebben, hoewel
dat oorspronkelijk wel het geval was. Om dit op te sporen, zoekt de agentcontroller
in de directory die is opgegeven in het element Plugin in het bestand serviceconfig.xml
(meestal gedefinieerd als <installatiedirectory>\plugins). Elke toepassing heeft
een unieke benoemde directory en het bestand pluginconfig.xml moet zich bevinden
in de directory \config binnen die directory. Zie het bestand
pluginconfig.xml voor meer informatie over de elementen in dit configuratiebestand.
-
De dynamische configuratiegegevens voor elke agent bevinden zich in het bestand agentconfig.xml.
Dit bestand is niet vereist. U kunt met bestand configuratiegegevens opgeven die door de agent tijdens het starten of op een ander moment tijdens de uitvoering moeten worden gebruikt. De maker van de bijbehorende agent bepaalt de inhoud en het gebruik ervan. Het bestand agentconfig.xml
bevindt zich standaard in de directory \config binnen de benoemde directory van de betreffende agent
(bijvoorbeeld <installatiedirectory>\agents\org.eclipse.tptp.TimeCollector\config\agentconfig.xml). Deze
configuratiedirectory kan worden opgegeven in het bestand agent.xml. Afhankelijk van de implementatie van de agent zelf wordt dit configuratiebestand slechts één keer, vaak of zelfs nooit door de agent gelezen. Dit bestand wordt nooit door Agent
Controller gelezen. Er zijn nog geen elementen voor dit bestand voorgesteld en daarom is er geen voorbeeld als naslagmateriaal verstrekt.
Verwante onderwerpen
Het bestand serviceconfig.xml
Het bestand
agent.xml
Het bestand
pluginconfig.xml
Copyright (C) 2005, 2006 Intel Corporation.