Probekit stand-alone gebruiken in AIX

Pictogram van AIX-platform Deze sectie bevat stapsgewijze instructies voor het stand-alone uitvoeren van Probekit in systemen met AIX®.

Als u Probekit stand-alone wilt uitvoeren, moet Agent Controller zijn geïnstalleerd. De agent voor gegevensverzameling en de uitbreidingsbibliotheek van Probekit worden automatisch bij Agent Controller geïnstalleerd.

Doorloop deze stappen om een toepassing uit te voeren met een stand-alone Probekit:

  1. Importeer een probe of stel er zelf een samen in de workbench.
  2. Neem de speciale doelspecificaties in de probedefinitie op die worden beschreven in Doelen in probes opgeven voor stand-alone Probekit.
  3. Kopieer alle probebestanden naar een map op de doelcomputer. Werkt u met meerdere probes, dan moeten alle probescript-bestanden worden samengevoegd in één probescript-bestand.
  4. Voeg de map met de probebestanden aan het klassenpad van de doelcomputer toe.
  5. Voeg de RAC-bibliotheekmap en de Probekit-pluginmap toe aan de omgevingsvariabele LIBPATH van de doelcomputer:
    <installatiedirRAC>/lib
    <installatiedirRAC>/plugins/org.eclipse.hyades.probekit/lib
  6. Voeg de volgende reeks opties toe aan de opdrachtregel waarmee het programma wordt gestart:
    -XrunpiAgent:server=standalone,
    mode=none,
    extensionLibrary=ProbeAgentExtension.so,
    ext-pk-BCILibraryName=BCIEngProbe.so,
    ext-pk-probescript=<absoluut_pad_van_bestand_probescript>
    hierbij is <absoluut_pad_van_bestand_probescript> het absolute pad naar het bestand .probescript van uw probe. (bijvoorbeeld <absoluut_pad_van_bestand_probescript> = /home/Project/Probes/mijnprobe.probescript). Dit pad moet verwijzen naar het bestand .probescript en niet naar het bestand .probe.
    Opmerking: De bovenstaande reeks opties is over meerdere regels verdeeld voor de leesbaarheid. U moet alle opties op dezelfde regel typen, zonder tussenliggende spaties.
    Als u wilt dat de Probekit-agent logboekberichten bijhoudt, voegt u het volgende toe aan de opdrachtregel:
    Optie Beschrijving
    ext-pk-logFile=<bestand> Duidt de naam aan van het bestand waarin logboekberichten moeten worden bijgehouden door de Probekit-agent. <bestand> kan een volledig pad en een bestandsnaam zijn. Als u standard error typt in plaats van een bestandsnaam, wordt de logboekuitvoer naar het standaardfoutkanaal weggeschreven. Als deze optie niet wordt opgegeven, wordt er geen logboek bijgehouden.
    ext-pk-logLevel=<niveau> Duidt het logboekniveau aan dat u wilt gebruiken. In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van alle logboekniveaus.
    U kunt de volgende logboekniveaus opgeven:
    Niveau Beschrijving
    none Logboekuitvoer is niet van toepassing.
    severe Alleen ernstige fouten worden bijgehouden, bijvoorbeeld wanneer bibliotheken niet kunnen worden geladen.
    warning Waarschuwingen worden bijgehouden. Dit is het standaardniveau.
    info Informatieberichten worden bijgehouden, zoals "Initialiseren".
    config Configuratie-events en -gegevens worden bijgehouden, zoals de inhoud van het PROBESCRIPT-bestand.
    finest Uitgebreide logboekuitvoer. De namen van alle klassen die door de Probekit-agent worden geïnstrumenteerd, worden in het logboek vermeld.