Om uw server te testen en te publiceren, moet u één of meer van de volgende resources definiëren:
Indien een server serverconfiguratiebestanden heeft, zijn deze serverconfiguratiebestanden meestal automatisch voor u gemaakt en opgenomen in een serverproject.
Een serverproject bevat servers en serverconfiguratiebestanden. Wanneer een serverproject automatisch is gemaakt door de workbench, krijgt het project de naam Servers. Dit project is beschikbaar in de view Projectverkenner, in de map Overige projecten.
Een server geeft aan waar u uw toepassing wilt testen of publiceren. Een server verwijst naar een specifieke runtimeomgeving, zoals een lokale testomgeving, een volledige serverinstallatie of een server op een andere machine. Een server bevat de logica voor publicatie naar de server en welke toepassingsprojecten en configuraties moeten worden uitgevoerd.
Nadat de metagegevens voor de server automatisch zijn gemaakt in de workbench, worden deze gegevens opgeslagen in het bestand servernaam.server, waarbij servernaam de naam is die u aan de server hebt toegewezen. Voor meer informatie over de metagegevens van de server volgt u de link Metagegevens van de server afbeelden of verbergen onder aan dit onderwerp.
Serverconfiguraties zijn bestanden die informatie bevatten die vereist is om een server in te stellen en te publiceren. Deze bestanden kunnen informatie bevatten zoals de poort die de server gebruikt, beveiligingsvoorkeuren en andere specifieke instellingen.
In de workbench worden de metagegevens van de serverconfiguraties automatisch gemaakt en opgeslagen in een configuratiegegevensmap onder een serverproject. De naamgeving van de configuratiegegevensmap wordt bepaald op het vendorsysteem. Doorgaans wordt de volgende conventie gebruikt: servernaam@hostnaam-config, waarbij servernaam de naam is die is toegewezen aan de server en hostnaam de volledige DNS-naam of het IP-adres is van de hostmachine waarop de server draait.
Voor elke server kunt u de serverconfiguratie en de geïnstalleerde runtime-omgeving opgeven die voor de server moeten worden gebruikt. Een server kan slechts verwijzen naar één of geen serverconfiguratie. Maar er kan door meerdere servers worden verwezen naar één serverconfiguratie.
Een relatie tussen een serverconfiguratie en een toepassingsproject, bijvoorbeeld een EAR-project, wordt gemaakt als een project wordt toegevoegd aan de serverconfiguratie. Een server kan verwijzen naar één of meer projecten. Er kan naar een project worden verwezen door één of meer serverconfiguraties.