TPTP hanteert alleen de eigenschappen CLASSPATH en ROOTDIR.
Tijdens de uitvoering moeten de volgende bestanden in gebruik worden genomen:
1. Alles in het klassenpad van het testproject behalve de volgende bestandstypen: .java, .execution, .testsuite, .deploy, .location en .artifact.
2. Alle testattributen die zijn gekoppeld aan het artefact dat voor de testuitvoering wordt gebruikt.
3. De eigenschap CLASSPATH uit de algemene eigenschappen van het artefact dat voor de testuitvoering wordt gebruikt.
Voor het berekenen van de eigenschap ROOTDIR wordt de volgende procedure gehanteerd:
Stap 1 |
TPTP kijkt eerst of de locatie-eigenschap ROOTDIR is ingesteld op de computer op afstand. Als dit zo is, wordt de waarde ervan gehanteerd.
Is de locatie-eigenschap ROOTDIR niet ingesteld, of als de locatie-eigenschap wel is ingesteld maar niet op de computer op afstand voorkomt, wordt de eigenschap door TPTP afgeleid aan de hand van de tijdelijke directory in de omgeving van de computer op afstand. Er wordt eerst gezocht naar LOCAL_AGENT_TEMP_DIR, vervolgens naar TEMP en daarna naar TMP. De eigenschap die als eerste wordt aangetroffen, wordt gehanteerd. |
Stap 2 |
TPTP kijkt of de locatie-eigenschap USR_NAME op de lokale computer is ingesteld. Als de eigenschap niet bestaat, wordt deze via Java opgevraagd (System.getProperty("user.name")). |
Stap 3 |
TPTP voegt de waarden van stap 1 en stap 2 samen en wijst deze aan de eigenschap ROOTDIR toe. |
Als u JAR-bestanden wilt instellen die in gebruik worden genomen en in de hoofdmap van ROOTDIR staan, stelt u de parameter CLASSPATH in voor het artefact. Als u JAR-bestanden wilt instellen die niet in gebruik hoeven te worden genomen (omdat ze bijvoorbeeld al bestaan op de locatie/computer waarop de ingebruikname moet worden uitgevoerd) maar wel in het klassenpad moeten worden opgenomen, stelt u de parameter CLASSPATH in voor de locatie. Het verschil tussen het artefact en het locatieklassenpad schuilt dus in het feit of het JAR-bestand in gebruik genomen en verwezen moet worden of dat alleen naar het JAR-bestand moet worden verwezen in de ingebruiknamelocatie.
Bepaalde bibliotheken worden niet in gebruik genomen, zelfs niet als ze in het klassenpad van het artefact voorkomen. Dit zijn:
Workbenchclients van voor TPTP 3.3 zijn niet geschikt voor Agent Controllers van TPTP 3.3 en later. (Gebruik voor deze clients oudere Agent Controllers van vóór TPTP 3.3.) Clients van TPTP 3.3 zijn geschikt voor zowel oude als nieuwe Agent Controllers. Kortom, de client/server-ondersteuning in TPTP is dus als volgt:
Clients >= TPTP 3.3 en server >= TPTP 3.3 [Gebruik nieuw bestandsoverdrachtsprotocol voor een niet-beveiligde Agent Controller en het oude bestandsoverdrachtprotocol voor een beveiligde Agent Controller.]
Clients >= TPTP 3.3 en server < TPTP 3.3 [Gebruik oud bestandsoverdrachtprotocol voor niet-beveiligde en beveiligde Agent Controllers.]
Clients < TPTP 3.3 en server >= TPTP 3.3 [Deze combinatie is niet mogelijk omdat oudere clients het nieuwe serverbestandsovedrachtprotocol niet herkennen.]
Clients < TPTP 3.3 en server < TPTP 3.3 [Gebruik het oude bestandsoverdrachtprotocol voor niet-beveiligde en beveiligde Agent Controllers.]
In TPTP 3.3 en TPTP 4.0 zijn wijzigingen aangebracht in de service voor bestandsoverdracht (ter versnelling van de ingebruikname), wat tot de komst van een nieuw protocol voor de bestandsoverdrachtservice heeft geleid. Clients van vóór TPTP 3.0 herkennen dit nieuwe protocol niet, waardoor de testingebruikname zal mislukken. Nieuwe clients herkennen zowel het nieuwe als het oude protocol, waardoor de testingebruikname zal slagen.
Zorg ervoor dat de bestandspaden die u in de eigenschappen instelt in overeenstemming met de naamgevingsregels van het doelbesturingssysteem zijn. Stel dat u een ingebruikname op een Linux-computer uitvoert via een Windows-client. Als u bijvoorbeeld ROOTDIR hebt ingesteld, moet u controleren of het pad ervan geldig is voor Linxu.
Alle paden moeten absoluut zijn. Voor Windows bijvoorbeeld "C:\mijnHoofdmap" en voor Linux "/home/user/mijnHoofdmap". Relatieve paden zijn niet toegestaan.