Een poorttype instellen

Een poorttype is een benoemde set abstracte bewerkingen en de bijbehorende abstracte berichten. Een bewerking verwijst naar een invoerbericht en uitvoerberichten. Naar een poorttype wordt verwezen door bindingobject. Elke binding verwijst naar één poorttype. Omdat elke poort naar één binding verwijst, heeft elke poort één poorttype.

U kunt een poorttype maken door met de rechtermuisknop te klikken op een lege ruimte in de view Ontwerp en Poorttype toevoegen te selecteren. Voor het gemak kunt u ook een poorttype via een binding toevoegen. Zo kunt u in één actie een poorttype maken en de binding aanpassen, zodat deze naar het nieuwe poorttype verwijst. U kunt een nieuw poorttype maken voor de binding, een bestaand type gebruiken of een type importeren.

Een nieuw poorttype voor een binding maken

Voer de volgende stappen uit als u een nieuw poorttype voor de binding wilt maken:

  1. Klik in de view Ontwerp met de rechtermuisknop op een bindingobject (de poort moet verwijzen naar een binding) en klik op Poorttype instellen > Nieuw poorttype.
  2. Typ de naam van het poorttype in het veld Naam. Geef een naam op die uniek is binnen de poorttypen die in het WSDL-document zijn gedefinieerd. Klik op OK. Om een nieuw poorttype te selecteren, klikt u op het poorttypeobject.
  3. In de view Eigenschappen typt u in het deelvenster Documentatie informatie voor de gebruiker over het poorttype.

Tip: U kunt ook een nieuw poorttype voor uw binding maken in de view Overzicht.

Nadat u een poorttype hebt gemaakt, kunt u bewerkingen eraan toevoegen, waarmee berichten kunnen worden verzonden en ontvangen.

Een bestaand poorttype voor een binding gebruiken

Voer de volgende stappen uit als u een bestaand poorttype voor de binding wilt gebruiken:

  1. Klik in de view Ontwerp met de rechtermuisknop op een bindingobject (de poort moet verwijzen naar een binding) en klik op Poorttype instellen > Bestaand poorttype.
  2. Typ in het veld Naam een zoekreeks om de lijstte filteren of laat het veld leeg om alle berichten te bekijken.
  3. U kunt het bereik van de lijst wijzigen, door een van de volgende opties te kiezen:
    • Werkgebied. Een lijst afbeelden van alle beschikbare poorttypen in uw werkgebied.
    • Ingesloten project. Een lijst afbeelden van alle beschikbare poorttypen waarin uw bestand voorkomt.
    • Huidige resource. Een lijst afbeelden van de poorttypen in het actieve bestand.
    • Werksets. Een lijst afbeelden van poorttypen in een opgegeven set bestanden. Om een werkset op te geven, klikt u op Kiezen. U kunt bestanden selecteren uit een bestaande werkset of u kunt een nieuwe werkset maken. Nadat u bestanden hebt geselecteerd, klikt u op OK.
  4. De bestaande poorttypen worden in de lijst afgebeeld. Selecteer een bericht en klik op OK.

Een poorttype voor een binding importeren

Voer de volgende stappen uit als u een bestaand poorttype voor de binding wilt importeren:

  1. Klik in de view Ontwerp met de rechtermuisknop op een bindingobject (de poort moet verwijzen naar een binding) en klik op Poorttype instellen > Bestaand poorttype.
  2. Typ in het veld Naam een zoekreeks om de lijstte filteren of laat het veld leeg om alle berichten te bekijken.
  3. U kunt een poorttype importeren door één van de volgende opties te kiezen:
    • Werkgebied. Een lijst afbeelden van alle beschikbare poorttypen in uw werkgebied.
    • Ingesloten project. Een lijst afbeelden van alle beschikbare poorttypen waarin uw bestand voorkomt.
    • Werksets. Een lijst afbeelden van poorttypen in een opgegeven set bestanden. Om een werkset op te geven, klikt u op Kiezen. U kunt bestanden selecteren uit een bestaande werkset of u kunt een nieuwe werkset maken. Nadat u bestanden hebt geselecteerd, klikt u op OK.
  4. De poorttypen worden in de lijst afgebeeld. Selecteer een bericht en klik op OK. Klik op het poorttypeobject in de view Ontwerp.
  5. In de view Eigenschappen typt u in het deelvenster Documentatie informatie voor de gebruiker over het poorttype.