In de views UML2-traceerinteractie wordt de uitvoeringsstroom van een toepassing afgebeeld volgens de notatie die wordt gedefinieerd door UML. Dit is een nuttige view wanneer deze in combinatie met de Log and Trace Analyzer of de Profileringstool wordt gebruikt.
De UML2-traceerinteractieviews zijn alleen beschikbaar als gegevens uitvoeringsstroom verzamelen is ingeschakeld.
In de view UML2-traceerinteractie wordt de reeks causaal-afhankelijke events afgebeeld, waarbij events gedefinieerd zijn als methode-invoer en -uitvoer en uitgaande en binnenkomende aanroepen. De interacties tussen klasse-instances worden specifiek afgebeeld. Deze interacties hebben de vorm van methode-aanroepen en van antwoorden op aanroepen. Met de implementatie van de tool Traceerinteractie wordt deze definitie uitgebreid met het generaliseren van de hoofdrolspelers van de interacties en de middelen die deze gebruiken. In andere woorden, de views die door deze tool worden geleverd, kunnen niet alleen de interacties tussen klassen en klasse-instances weergeven, maar ook de interacties tussen threads, processen en hosts. Dit uitbreiden van het gebruik van de notatie voor uitvoeringsstromen is nodig voor het leveren van een hiërarchie van de informatieweergave, nodig voor decentrale tracering op grote schaal.
De uitvoeringsgegevens die worden weergegeven in een reeksdiagramview, zijn verkregen uit een instance van een Java-profileringsagent. De Java-profileringsagent levert de gegevens waarmee de tool de uitvoeringsstroom kan genereren van een Javatoepassing die in een specifieke Java Virtual Machine (JVM) wordt uitgevoerd waaraan de agent gekoppeld is.
Een voorbeeld van de weergave van een Traceerinteractie:
De tijdcompressiestaaf links van het diagram geeft de tijd aan die verstrijkt tussen twee opeenvolgende events. Met de tijdcompressieschaal wordt weergegeven waar de tijd valt tussen het minimum en het maximum van de deltatijd. De intensiteit van de kleur wordt gebruikt om de tijdsduur aan te geven: hoe groter de intensiteit, hoe hoger de deltatijd.
De tijdcompressiebalk en -schaal kunnen een precieze indicatie geven van welk onderdeel van de methode het meeste tijd in beslag neemt. Deze kan betrekking hebben op de periode tussen twee aanroepen, tussen een methode-invoer en -uitvoer, een binnenkomende en uitgaande aanroep, of kan betrekking hebben op een complete methode.
U kunt de volgorde van de uitvoeringsstroom bekijken vanaf verschillende abstractieniveaus, te beginnen met de klasse-interacties, via interacties tussen threads of procesinteracties tot aan hostinteracties binnen een netwerk. Het belang van deze weergave van gegevens op meerdere niveaus, wordt duidelijk wanneer het gaat om de bewaking van e-business-toepassingen.
Het kan zijn dat u, afhankelijk van de infrastructuur van de toepassing, de uitvoeringsstroom op verschillende niveaus van de bewakingshiërarchie moet bekijken. Voor een lokale toepassing kan het proces- of hostniveau voldoende zijn, maar voor een decentrale toepassing kan het bewakingsniveau, dat een view levert van de uitvoering tussen meerdere hosts, een meer geschikt niveau zijn. Het bekijken van de uitvoering van een decentrale toepassing vanaf het bewakingsniveau, kan een aantal interessante factoren onthullen die er mogelijk toe leiden dat de toepassingsontwikkelaars naar één van de grafische voorstellingen op een lager niveau worden gestuurd, zodat een meer gedetailleerde view of analyse kan worden uitgevoerd. Wanneer bijvoorbeeld sprake is van een toepassing die bestaat uit servlets en enterprisebeans die zijn gedistribueerd over een cluster van hosts, kan de inleidende view van de hostinteracties een softwareontwikkelaar ertoe zetten reeksdiagrammen van objectinteracties te willen bekijken voor specifieke processen. In deze diagrammen worden alleen geselecteerde gegevens afgebeeld, die een deel van de uitvoering vertegenwoordigen binnen de enterprisebean- of servletcontainer op het niveau van de overeenkomende bedrijfscomponenten.
Als u wilt navigeren door de hiërarchie van het verzamelen van gegevens, gebruikt u de profileringsmonitor. Elk hiërarchieniveau van de profileringsresources levert alle typen reeksdiagrammen die van toepassing zijn. De volgende diagramtypen zijn beschikbaar:
De UML2-traceerinteractiveiw bevat een speciaal afdrukdialoogvenster met mogelijkheden voor gesplitst afdrukken en afdrukken op een andere schaal. In het dialoogvenster kunt u UML2-traceerinteractiediagrammen, die groter kunnen worden, beheren.
U kunt het dialoogvenster van de UML2-traceerinteractieview openen via Bestand > Afdrukken... in het menu. De volgende tabel bevat een samenvatting van de afdrukmogelijkheden.
Optie | Omschrijving |
Zoomopties | Huidige zoom gebruiken: de huidige UML2-traceerinteractieview bepaalt de schaalfactor. Vooral de horizontale afstand in de actieve view wordt aan de breedte van een afgedrukte pagina aangepast. Aantal horizontale pagina's: het aantal horizontale pagina's dat het gebied van het UML2-traceerinteractiediagram overspant, bepaalt de schaalfactor. Aantal verticale pagina's: het aantal verticale pagina's dat het gebied van het UML2-traceerinteractiediagram overspant, bepaalt de schaalfactor. Totaal aantal pagina's: deze waarde hangt af van de geselecteerde schaalfactor en omvat het totale aantal pagina's dat het UML2-traceerinteractiediagram in beslag neemt. |
Afdrukbereik | Alle pagina's: het volledige UML2-traceerinteractiediagram afdrukken. Het aantal pagina's wordt bepaald aan de hand van het veld Totaal aantal pagina's. Huidige view: de huidige view op één pagina afdrukken. Deze optie kan alleen in combinatie met Huidige zoom gebruiken worden toegepast. Geselecteerde pagina's: de pagina's afdrukken die in het frame Preview zijn geselecteerd. Het aantal pagina's wordt nu vastgesteld aan de hand van het aantal pagina's in de selectie. Pagina's van/tot: het geselecteerde bereik afdrukken. De paginanummering van gesplitste pagina's vindt van links naar rechts en van boven naar beneden plaats. In het frame Preview wordt het paginanummer van een geselecteerde splitspagina afgebeeld. |
Preview | Hier wordt het afdrukgebied afgebeeld in de vorm van een aantal pagina's naast en onder elkaar, aan de hand van de schaalfactor en het afdrukbereik. Met de horizontale en verticale schuifbalken van het previewframe kunt u het volledige UML2-traceerinteractiediagram omspannen. Gesplitste pagina's worden van links naar rechts en van boven naar beneden genummerd. In het frame Preview wordt het paginanummer van een geselecteerde splitspagina afgebeeld. Als u Geselecteerde pagina's als afdrukbereik kiest, is het frame Preview actief. Om een serie pagina's te selecteren, houdt u Shift ingedrukt en klikt u op de pagina die het bereik aangeeft. Als u afzonderlijke pagina's aan de selectie wilt toevoegen, houdt u Ctrl ingedrukt en klikt u op de gewenste pagina. |
Verwante concepten
Overzicht profileringstool
Overzicht van de Log and Trace Analyzer
Verwante taken
Een toepassing profileren
Traceerinteracties bekijken
UML2-traceerinteractieviews gebruiken
Verwante onderwerpen
Tijd
(C) Copyright IBM Corporation 2000, 2006. Alle rechten voorbehouden.