Met het configuratiebestand kan de verwerkingsomgeving van de agentcontroller worden aangepast. Dit wordt uitgevoerd door de <Variable>-elementen in het configuratiebestand te definiëren. Deze variabelen kunnen worden geconfigureerd voor het vervangen van de standaardomgeving die is overgenomen bij de begintijd of voor het vergroten van de omgeving. De wijzigingen aan de omgeving die zijn toegepast op de agentcontroller worden ook overgenomen door de processen die de agentcontroller opstart.
Voor het opgeven van de verwerkingsomgeving in het configuratiebestand gaat u als volgt te werk:
Opmerking: u kunt een onbeperkt aantal elementen van het type <Variable> aan de omgeving toevoegen. De elementen worden verwerkt in de volgorde waarin ze zijn vermeld.
Verwante taken
De configuratiebestanden opsporen
De agentcontroller beheren