Met de sitevoorkeuren voor Vernieuwen kunt u een cache vernieuwen zodat het systeem meteen wijzigingen kan doorvoeren die zijn gemaakt in items waarvan de oude informatie in de cache kan staan. Bijvoorbeeld, als u een weergavenaam van een gebruiker wijzigt op de LDAP-server of het label van een eigenschap wijzigt in Enterprise Manager, kunt u de juiste cache vernieuwen zodat de wijzigingen meteen van kracht worden.
In deze cache worden de weergavenamen van gebruikers opgeslagen. De toepassing bewaart een toewijzing tussen de korte naam die het ontvangt (bijvoorbeeld tjones) en de weergavenaam (bijvoorbeeld Tom Jones). Het aantal namen dat is opgeslagen in de cache wordt afgebeeld.
In de toepassing worden de gelokaliseerde namen voor elke eigenschap opgezocht en in de cache opgeslagen. Het aantal items dat is opgeslagen in de cache wordt afgebeeld.
In de toepassing wordt de beschrijving van de klasseneigenschap of keuzelijst op toepassingsniveau in cache opgeslagen. Klik op Cache voor klassebeschrijving vernieuwen om de cache van de toepassing te legen en wijzigingen van de server door te voeren. Als u ook de sessiecache wilt legen, moet u zich afmelden bij de toepassing en opnieuw aanmelden.
Dit heeft gevolgen voor de volgende gebieden:
Als u een configuratiebestand hebt gewijzigd, kunt u klikken op Configuratiebestanden opnieuw laden om alle configuratiebestanden opnieuw te laden. Hierdoor wordt de nieuwe informatie geïmporteerd.
De basis-webadressen van Workplace XT worden gebruikt door toepassingsextensies om te koppelen aan de bijbehorende toepassing. Sommige voorbeelden zijn:
Het basis-webadres wordt meestal ingesteld vanaf de eerste aanvraag voor een webadres die de toepassing ontvangt na het aanmelden (wanneer de beheerder de oorspronkelijke bootstrapvoorkeuren instelt na het installeren van Application Engine of Workplace XT).
U moet het basis-webadres bijwerken onder de volgende voorwaarden:
De basis-URL van uw toepassing configureren
Voer een van de volgende acties uit:
Met deze instelling wordt de inhoud van het bestand ClassFilter.xml opgeslagen. Hiermee wordt toegestaan dat Integratie met FileNet voor Microsoft Office bepaalde klassen uitsluit. De uitgesloten klassen worden niet afgebeeld wanneer gebruikers werken met documenten en mappen vanuit een geïntegreerde Microsoft Office-toepassing.
In deze cache worden gegevens over gebruikers opgeslagen, zoals weergavenamen, e-mail en naameigenschappen. De toepassing bewaart een toewijzing tussen de korte naam die het ontvangt (bijvoorbeeld tjones) en de weergavenaam (bijvoorbeeld Tom Jones). E-mail- en naamgegevens worden afgebeeld wanneer gebruikers knopinfo gebruiken om meer informatie te bekijken over een bepaalde gebruiker, bijvoorbeeld beveiligingsinstellingen voor een document.
In deze cache worden alle items opgeslagen die zijn gedefinieerd in een keuzelijst, een lijst met vooraf gedefinieerde waarden van eigenschappen. Vernieuw deze cache wanneer u items in een keuzelijst wilt toevoegen, verwijderen of wijzigen.
In deze cache worden de eigenschappen opgeslagen die zijn gekoppeld aan specifieke keuzelijsten. Vernieuw deze cache wanneer u wilt dat eigenschappen worden gekoppeld aan een andere keuzelijst.
In de toepassing worden de gelokaliseerde namen voor elke eigenschap opgezocht en in de cache opgeslagen.