IBM FileNet P8, Versie 5.2            

Eigenschappen van het record instellen

De tweede stap in de wizard Declareren als wizard Recordinvoersjabloon is om op te geven wat de waarden zijn van de recordeigenschap en welke eigenschappen verborgen, bewerkbaar of alleen-lezen zijn. De beschikbare eigenschappen zijn afhankelijk van de recordklasse die is geselecteerd in de vorige stap.

Eigenschappentoewijzing

Om het proces van records declareren te versnellen, ondersteunen de invoersjablonen Declareren als wizard Record en Declareren als Recordinvoer automatische toewijzing van eigenschappenwaarden vanuit de documentklasse-eigenschappen naar de recordklasse-eigenschappen. Met andere woorden, wanneer een document wordt gedeclareerd als record, worden de symbolische namen van documentklasse-eigenschappen vergeleken met de symbolische namen van de recordklasse-eigenschappen. Als de namen overeenkomen, wordt de waarde van het documenteigenschap automatisch toegewezen als waarde voor de bijbehorende recordeigenschap. Bijvoorbeeld, als de gebruikte documentklasse de eigenschap Kleur heeft, en de recordklasse ook de eigenschap Kleur heeft, wordt de waarde van de documenteigenschap automatisch toegewezen aan de recordeigenschap.

Deze regels bepalen de eigenschappentoewijzing:

Eigenschappentoewijzing wordt uitgevoerd ongeacht of in de invoersjabloon de stap Eigenschappen van record instellen wordt afgebeeld.

Opmerking: Van eigenschappen kunnen aliassen gemaakt worden van de ene objectruimte naar de andere. Met andere woorden, een eigenschappentoewijzing houdt rekening met de door de beheerder gedefinieerde instellingen voor het toewijzen van eigenschappen van de ene objectruimte aan een andere objectruimte.

In de volgende tabel wordt de toewijzing afgebeeld voor een eigenschap met de naam Color in zowel de documentklasse als de eigenschappenklasse.

Tabel 1. In deze tabel wordt een voorbeeld afgebeeld van het toewijzen van eigenschappenwaarden tussen documenten en records.
Waarden van document- en recordeigenschappen Waarde 1 Waarde 2 Waarde 3
Waarden van documentklasse-eigenschap Blauw leeg Blauw
Waarde van recordklasse-eigenschap vanuit sjabloon Geel Geel leeg
Resultaat Waarden van documentobjecteigenschap Blauw leeg Blauw
Waarden van recordobjecteigenschap Blauw Geel Blauw

Eigenschapsnamen evalueren

Als de documentklasse meer dan één eigenschap heeft met dezelfde symbolische naam, worden de eigenschappen in deze volgorde geëvalueerd en wordt de eerste eigenschap die overeenkomt met de symbolische naam van de recordklasseneigenschap gebruikt:

  1. Systeemeigenschappen worden eerst gecontroleerd op een overeenkomst.
  2. Overgenomen klasseneigenschappen, zoals eigenschappen uit de basisdocumentklasse, worden daarna gecontroleerd.
  3. Specifieke eigenschappen voor deze klasse worden als laatste geëvalueerd.

In het geval dat meer dan één versie van een document wordt geselecteerd om te worden gedeclareerd, wordt de eigenschappentoewijzing gebaseerd op de nieuwste versie van het document dat is geselecteerd voor de declaratie. Met andere woorden, verschillende versies van een document kunnen verschillende klassen en eigenschappen hebben. De eigenschappen worden altijd toegewezen op basis van de eigenschappen voor de meest recente versie van het document.

Voor meer informatie over documentklassen en eigenschappen, raadpleegt u de Help voor Content Engine Administration.

De eigenschappen voor het record definiëren

  1. Optioneel. Als u de volgorde wilt wijzigen waarin eigenschappen worden afgebeeld op de pagina, klikt u op Volgorde klasseneigenschappen. De pagina Eigenschappen ordenen wordt geopend.
    1. Selecteer één of meer eigenschappen in de lijst. (Klik terwijl Shift of Crtl is ingedrukt om meer dan één eigenschap te selecteren.)
    2. Klik op de pijltjes omhoog of omlaag (met de naam stapsgewijs omhoog en stapsgewijs omlaag) om de eigenschappen omhoog of omlaag te verplaatsen in de lijst.
    3. Klik op Accepteren om uw wijzigingen in de volgorde van eigenschappen op te slaan en eigenschappen te blijven instellen.
  2. Schakel, indien nodig, het selectievakje Vereist in links van elke eigenschap waarvoor de gebruiker een waarde moet invullen. Sommige eigenschappen kunnen reeds worden gedefinieerd als vereist door de recordklasse.
  3. Ver een standaardwaarde in voor elke eigenschap, indien nodig.
  4. Stel het machtigingsniveau in voor elke eigenschap, indien nodig.
    • Om toe te staan dat de gebruiker de waarde van de eigenschap wijzigt, selecteert u Bewerkbaar. Dit is de standaardinstelling.
    • Om te voorkomen dat de gebruiker de waarde van de eigenschap kan wijzigen, selecteert u Alleen lezen.
    • Om te voorkomen dat de gebruiker de waarde van de eigenschap kan bekijken, selecteert u Verbergen.
    • Om de eigenschap te verbergen maar programmatische wijzigingen toe te staan, selecteert u Verbergen/Bewerkbaar.
  5. Geef op of de stap Recordeigenschappen wordt afgebeeld voor de eindgebruiker.
    • Om toe te staan dat de gebruiker de eigenschappen bekijkt of bewerkt, selecteert u stap Recordeigenschappen weergeven/instellen. Als u geen standaardwaarde heeft opgegeven voor elke vereiste eigenschap, moet u deze optie selecteren om toe te staan dat de gebruiker de waarden instelt.
    • Om te voorkomen dat de gebruiker de eigenschappen kan bekijken, selecteert u stap Recordeigenschappen verbergen/instellen.


Feedback

Laatst bijgewerkt: Maart 2013
et_define_rm_template_step2rec_properties.htm

© Copyright IBM Corp. 2013.
Dit informatiecentrum maakt gebruik van Eclipse-technologie. (http://www.eclipse.org)