IBM FileNet P8, Versie 5.2            

Objecten openen via URL's

De functie adresseerbaarheid van URL's geeft gebruikers direct toegang tot objecten zonder dat zij hoeven te navigeren door de gebruikersinterface van de IBM® FileNet P8-client. Na het aanmelden bij een FileNet P8-client, zoals Workplace XT, voert een gebruiker eenvoudigweg de URL in van het object in het adresbalk van een browser. (Een beheerder kan bladwijzers of favorieten maken om een map of een object met ondersteuning voor versies op te halen.)

Met adresseerbaarheid van URL's kunt u:
  • documenten, mappen, opgeslagen zoekacties, zoeksjablonen, werkstroomdefinities en publicatiesjablonen ophalen.
  • de volgende objecttypen downloaden en opslaan op de lokale PC: document, opgeslagen zoekactie, zoeksjabloon, publicatiesjabloon en werkstroomdefinitie.
  • een op een pad of ID gebaseerde URL invoeren, zoals hieronder wordt afgebeeld.
Een URL op basis van een pad gebruikt het containmentpad om de locatie van een object in een objectruimte op te geven. Bijvoorbeeld, om het document op te halen met de naam Current werk, dat zich bevindt in de map Projecten in de objectruimte Transport, voert de gebruiker een URL in die lijkt op het volgende voorbeeld:

http://P8_client_server_naam/naam_toepassing:poort/getContent/Transport/Projecten/Huidig+Werk

Om objecten op te halen met behulp van URL's op basis van een pad, moet u de sitevoorkeur URL's op basis van pad gebruiken instellen.

Een URL op basis van ID gebruikt GUID's om de locatie van een object in een objectruimte op te geven. De locatie van het document wordt opgegeven door de GUID van de objectruimte waarin het document zich bevindt, en ook door de GUID van het document. Bijvoorbeeld, om een document op te halen voert een gebruiker een URL in die lijkt op het volgende voorbeeld:

http://P8_client_server_naam/naam_toepassing:poort/getContent?objectStoreName={84A4A727-37E2-4994-B060-8531FAF75612}&objectType=document&id={559946a8-2007-4096-AC67-773A8540AE6}

Een adres op basis van een ID is meestal sneller dan een adres op basis van een pad. Alleen een URL op basis van een pad kan echter relatieve verwijzingen binnen een document omzetten. Als u bijvoorbeeld het bestand "voorbeeld.html" aanvraagt met een URL op basis van een pad, wordt het bestand opgehaald en zet de browser aanvullende URL's om die nodig zijn binnen voorbeeld.html (zoals de tags <script>, <img> en <link>). Koppelingen (<a href=...>) worden omgezet door de browser wanneer de gebruiker op de koppelingen klikt.

In de volgende tabel worden de standaardresponsen op de verschillende objecttypen die u kunt opgeven in een URL afgebeeld.
Objecttype Respons
Map Retourneert een pagina waarop de mapnaam wordt afgebeeld.
Document Als het document inhoud heeft, wordt de inhoud geretourneerd. Als het document een externe referentie heeft, stuurt de FileNet P8-client indien nodig de client door. Als het document geen inhoud heeft, meldt de FileNet P8-client een fout.
Werkstroomdefinitie Hiermee wordt de applet Procesontwerper geopend.
Opgeslagen zoekactie Retourneert een pagina waarop de naam van de opgeslagen zoekactie wordt afgebeeld.
Zoeksjabloon Retourneert een pagina waarop de zoeksjabloon wordt afgebeeld.
Sjabloon publiceren Retourneert de content van het publicatiesjabloon als XML.

Regels voor syntaxis van URL's op basis van een pad

Een URL op basis van een pad vereist een objectruimte-ID en een containmentpad-naam. De parameter mode=download is optioneel. Een voorbeeld:

http://server/webtoepassing/getContent/objectStoreID/padnaam?mode=download

waarbij:
  • server de naam is van de server met Application Engine of Workplace XT waarvan de FileNet P8-clienttoepassing deel uitmaakt.
  • webtoepassing de naam is van de FileNet P8-clienttoepassing; bijvoorbeeld Workplace XT.
  • objectStoreID het objectruimte-ID is, dat zowel de GUID of de naam van de objectruimte kan zijn. De objectruimtenaam is uniek binnen een enkel domein, maar niet altijd binnen de Active Directory. Wanneer de naam wordt gebruikt om te verwijzen naar de objectruimte, wordt de eerste overeenkomende objectruimte binnen de Active Directory geretourneerd. Als er objectruimtes kunnen zijn met dezelfde naam binnen de Active Directory, moet u de objectruimtenaam kwalificeren met de domeinnaam met het teken "@"; bijvoorbeeld objectruimteNaam@domeinNaam.
  • padnaam de naam van het containmentpad is.
  • u met de parameter mode=download (optioneel) de content lokaal kunt opslaan.
    Opmerking: URL's op basis van een pad voor documenten, opgeslagen zoekacties, zoeksjablonen en publicatiesjablonen verwijzen altijd naar de meest recente versie.

Voorbeelden van URL's op basis van een pad

Binnen deze URL wordt de Workplace XT-pagina met de opgegeven zoeksjabloon afgebeeld. De objectruimte wordt aangegeven met een naam (Formulieren):

http://server1/WorkplaceXT/getContent/Formulieren/Claims/Home?mode=download

In deze URL wordt de objectruimte Formulieren gekwalificeerd met de domeinnaam Midwest:

http://server1/WorkplaceXT/getContent/Formulieren@midwest/Claims/Home?mode=download

Regels voor syntaxis van URL's op basis van een ID

Een URL op basis van een ID accepteert drie vereiste parameters voor het mapobject: objectStoreName, objectType en id. Bijvoorbeeld:

http://server/webtoepassing/getContent?objectStoreName={objectStoreGUID}&objectType=type&id={objectGUID}

Voor de objecten document, opgeslagen zoekactie, zoeksjabloon, publicatiesjabloon en werkstroomdefinitie accepteert de URL de parameters objectStoreName, objectType, id en fsld. De parameter mode=download is optioneel. Dit is een voorbeeld:

http://server/webtoepassing/getContent?objectStoreName={objectStoreGUID}&objectType=type&id={objectGUID}&mode=download

of

http://server/webtoepassing/getContent?objectStoreName={objectStoreGUID}&objectType=type&vsId={versionSeriesGUID}

of

http://server/webtoepassing/getContent?objectStoreName={objectStoreGUID}&objectType=type&id={objectGUID}&vsId={versionSeriesGUID}&mode=download

waarbij:
  • server de naam is van de server met Application Engine of Workplace XT waarop de FileNet P8-clienttoepassing draait.
  • webtoepassing de naam is van de FileNet P8-clienttoepassing.
  • objectStoreName=objectStoreGUID de GUID is van de objectruimte waar het object deel van uitmaakt. Typ ook de accolades.
  • objectType=type het type object is dat moet worden opgehaald. Voer de van toepassing zijnde waarde voor objectType in:
    Voor een: objectType=
    Document document
    Map folder
    Opgeslagen zoekactie storedsearch
    Zoeksjabloon searchtemplate
    Werkstroomdefinitie document
    Publicatiesjabloon publishtemplate
  • id=objectGUID is de GUID dat het object aangeeft in de objectruimte. Dit is een vereiste parameter voor het mapobject. Voor de objecten document, opgeslagen zoekactie, zoeksjabloon, werkstroomdefinitie en publicatiesjabloon is ID optioneel en wordt dit gebruikt om een specifieke versie op te halen. Typ ook de accolades.
  • vsId=versionSeriesGUID is de GUID voor het ophalen van de meest recente versie binnen de serie versies voor de volgende objecten: document, opgeslagen zoekactie, zoeksjabloon, werkstroomdefinitie en publicatiesjabloon.
    Opmerking:  Wanneer zowel het ID als de vsld aanwezig zijn in de URL, gebruikt de FileNet P8-clienttoepassing het ID om de opgegeven versie op te halen. Als de opgegeven versie niet kan worden gevonden, meldt de FileNet P8-clienttoepassing een fout en krijgt de gebruiker de optie om de meest recente versie op te halen die is opgegeven in de parameter vsld.
  • De parameter mode=download is optioneel, en hiermee kunt u de content lokaal opslaan.
    Opmerking: U kunt de FileNet P8-clienttoepassing configureren voor het gebruik van URL's op basis van een pad voor documentaanvragen. Als u daarom een URL op basis van ID invoert, wordt de URL op basis van een ID door de FileNet P8-clienttoepassing omgezet in een URL op basis van een pad indien mogelijk, om de integriteit te bewaren van verwijzingen naar relatieve URL's die zijn ingesloten in de documentinhoud.


Feedback

Laatst bijgewerkt: Maart 2013
aeadm_access_objects_via_url.htm

© Copyright IBM Corp. 2013.
Dit informatiecentrum maakt gebruik van Eclipse-technologie. (http://www.eclipse.org)