Een gedistribueerde opdracht is een gedistribueerde databasefunctie waarmee toepassingen en gebruikers SQL-instructies kunnen opgeven waarin naar twee of meer DBMS's of databases wordt verwezen in één instructie. Een voorbeeld hiervan is een join tussen tabellen in twee verschillende DB2 for OS/390-subsystemen.
DB2 Connect Versie 7 biedt ondersteuning van gedistribueerde opdrachten voor verschillende databases en DBMS's. Zo kunt u een UNION-bewerking uitvoeren op een DB2-tabel en een Oracle-view. DBMS's die worden ondersteund, zijn DB2-producten (zoals DB2 UDB voor Windows, UNIX en OS/2, DB2 for OS/390 en DB2 for AS/400) en Oracle.
Gedistribueerde opdrachten maken de locatie van databaseobjecten transparant. Als gegevens in tabellen en views worden verplaatst, kunnen verwijzingen naar deze gegevens (roepnamen) worden bijgewerkt zonder wijzigingen aan te brengen in de toepassingen waarin de gegevens worden gebruikt. Gedistribueerde opdrachten bieden ook compensatie voor DBMS's die het DB2 SQL-dialect niet volledig ondersteunen of bepaalde optimaliseringsmogelijkheden niet ondersteunen. Bewerkingen die met deze DBMS's niet kunnen worden uitgevoerd (zoals recursieve SQL-instructies), worden uitgevoerd met DB2 Connect.
Gedistribueerde opdrachten werken semi-autonoom. U kunt bijvoorbeeld DB2-query's met verwijzingen naar Oracle-objecten opgeven terwijl met Oracle-toepassingen bewerkingen op dezelfde server worden uitgevoerd. Met gedistribueerde opdrachten wordt de toegang tot Oracle of andere DBMS-objecten niet geblokkeerd of beperkt (met uitzondering van de gebruikelijke integriteits- en vergrendelingsbeperkingen).
De implementatie van gedistribueerde opdrachten bestaat uit een subsysteem van DB2 Connect Versie 7, een database die als gecombineerde database fungeert en een of meer gegevensbronnen op afstand. De gecombineerde database bevat catalogusitems die de gegevensbronnen en de bijbehorende kenmerken aangeven. Een gegevensbron bestaat uit een DBMS en gegevens. Een verbinding tussen een toepassing en de gecombineerde database wordt op dezelfde manier tot stand gebracht als bij andere DB2-databases. De gecombineerde DB2 Connect-database is niet bedoeld voor het beheer van gebruikersgegevens. De gecombineerde database dient uitsluitend als opslaglocatie van gegevens over gegevensbronnen.
Als u een gecombineerd systeem hebt opgezet, kunt u toegang tot de gegevens in de gegevensbronnen krijgen alsof deze gegevens in één grote database zijn opgeslagen. Gebruikers en toepassingen verzenden query's naar één gecombineerde database, waarmee vervolgens gegevens uit DB2- en Oracle-systemen worden opgehaald. In de query's worden roepnamen opgegeven, die verwijzingen vormen naar de tabellen en views in de gegevensbronnen. Voor eindgebruikers is een roepnaam ongeveer hetzelfde als een alias.
De performance van gedistribueerde opdrachten wordt door diverse factoren beïnvloed. De belangrijkste factor hierbij is ervoor te zorgen dat in de globale catalogus van de gecombineerde database altijd nauwkeurige en bijgewerkte gegevens over gegevensbronnen en de bijbehorende objecten zijn opgeslagen. Deze gegevens worden gebruikt door de DB2-optimizer en kunnen van invloed zijn op besluiten om evaluatiebewerkingen door te schuiven naar gegevensbronnen. Raadpleeg de Administration Guide: Performance voor meer informatie over de performance van gecombineerde systemen.