Dit gedeelte bevat aanvullende aanwijzingen en tips om de SNA-performance te verbeteren voor gebruik met DB2 Connect.
DB2 Connect heeft de volgende performancekenmerken: er wordt voornamelijk gebruikgemaakt van de processor en er vindt weinig invoer/uitvoer plaats. In het algemeen geldt: hoe groter de processorsnelheid, hoe sneller de uitvoering van DB2 Connect. De SMP-processorinstellingen worden door DB2 Connect volledig benut.
Een snelle DB2 Connect Enterprise Edition-server kan een SQL-vraag/antwoordpaar in minder dan vijf milliseconden behandelen, clienttijd, netwerktijd en verwerkingstijd op de host of AS/400-server niet meegerekend. Een eenvoudige SQL-instructie of query met enkele gegevensrijen kan in minder dan 0,1 seconden worden voltooid (van de client naar de host of AS/400-server en terug).
Wanneer er meer dan vier of vijf SQL-instructies in een query voorkomen kunt u hoge OLTP-performance bereiken door het gebruik van opgeslagen procedures. Hiermee voorkomt u eveneens een hogere vergrendelingsrivaliteit door netwerkvertragingen tussen SQL-instructies.
Uitvoeringsproblemen worden meestal veroorzaakt door het type aansluiting op de host, de netwerkrouting- en tuningkenmerken, en het toepassingsontwerp. Voor algemene informatie over DB2 Connect-performance kunt u Andere informatiebronnen voor DB2 Connect-performance raadplegen.
Voor de beste performance bij gebruik van DB2 Connect, kunnen verschillende typen netwerkverbindingen worden gebruikt, waaronder de volgende:
De laatste optie wordt niet aanbevolen - zie hieronder.
Voor de verbinding met de host wordt het gebruik van ESCON-kanaaladapterkaarten voor AIX, Windows NT of Windows 2000 aanbevolen. De performance van IBM 3172 Model 3 en 2216 zijn ook goed, maar deze zijn geneigd om een lagere doorvoercapaciteit te bieden dan ESCON.
Wanneer u AIX gebruikt met ESCON-kaarten, moet u de PTF's aanbrengen die betrekking hebben op MPC (Multi Path Channel). Het is mogelijk dat zonder deze PTF's het AIX SNA ESCON-stuurprogramma een minder goede performance levert. Zie MPC-ondersteuning (Multi Path Channel) voor SNA via ESCON voor meer details. Voor aanvullende informatie kunt u ook terecht op: http://www.networking.ibm.com.cms/cmsnew01.html
Zie DB2 Connect-verbindingen afstemmen via NCP voor een controlelijst van parameters van Communications Server, NCP en VTAM die u kunt afstemmen om de performance van DB2 Connect te optimaliseren. Alle aanbevelingen die niet NCP-specifiek zijn, zijn van toepassing op alle typen DB2 Connect- en client/server-verbindingen.
Mogelijk levert de OSA-2-kaart op System/390 niet zo'n hoge doorvoer als 3272 Model 3 wanneer er sprake is van een grote hoeveelheid kleine transacties. Dit komt door het lagere vermogen aan frames-per-seconde. Zie Informatie over OSA-2-uitbreidingen voor details over enkele recente uitbreidingen.
3145 met NCP wordt meestal specifiek afgestemd voor bestaand netwerkverkeer. Hierdoor is het mogelijk dat de performance voor databaseclient/server-toepassingen minder zijn. De meeste performanceproblemen van DB2 Connect worden veroorzaakt door de vertraging tussen de NCP en VTAM en/of tussen NCP's. Zie DB2 Connect-verbindingen afstemmen via NCP voor een controlelijst die u bij het afstemmen kunt gebruiken.
In het algemeen wordt het gebruik van 3174 Terminal Controllers afgeraden omdat de pakketomvang (RU size) van 256 bytes te klein is. 3174 microcodeniveau C is vereist om Independent LU-ondersteuning te bieden voor APPC-databaseverbindingen. Voor equivalenten van OEM 3174 kunnen vergelijkbare vereisten gelden.
Dankzij MPC-ondersteuning (Multi Path Channel) voor SNA via ESCON kan een systeem waarop IBM eNetwork Communications Server wordt uitgevoerd een ESCON-adapter gebruiken om een MPC-verbindingsstation naar de host te maken. MPC is sneller dan CDLC omdat:
Uit tests is gebleken dat een MPC-koppeling een drievoudige verbetering oplevert vergeleken met een CDLC-koppeling (Channel Data Link Control) van ESCON met een IOBUF-grootte van minder dan 1K. AIX SNA MPC vereist ESCON en MVS VTAM V4R4 of later en featurecode 4024 van Communications Server voor AIX (5765-652). Windows NT-systemen moeten gebruikmaken van IBM eNetwork Communications Server voor Windows NT Versie 6.
De volgende PTF's voor Communications Server for AIX zijn vereist voor MPC:
APAR # PTF # LPP-naam IX67032 U449693 sna.books.chdoc IX67032 U449693 sna.books.escdoc IX67032 U449300 sna.rte IX67032 U450027 sna.msg.en_US.rte IX65820 U447759 sna.dlcchannel IX67618 U449691 mpc.rte IX65813 U447758 devices.mca.8fc3.rte
Een typisch voorbeeld van een netwerkconfiguratie is:
Figuur 9. SNA-netwerkscenario met DB2 Connect Enterprise Edition-gateway
![]() |
Dit scenario richt zich op de doorvoer en responstijd tussen de host of de AS/400-databaseserver en de DB2 Connect Enterprise Edition-gateway en verschillende parameters die hier invloed op kunnen hebben.
De volgorde waarin deze wijzigingen moeten worden aangebracht is:
1 - DELAY on PCCU macro* 2 - DLC/LLC-tuning* 3 - PIU-grootte* 4 - Pacing window changes* 5 - DELAY on LINE macro* 6 - MAXBFRU wijzigen 7 - LAN-framegrootte * Aanzienlijke verbetering van doorvoercapaciteit is mogelijk
De RU-grootte op de host en de DB2 Connect-server moeten worden gemaximaliseerd. Dit impliceert dat de RU-omvang groot genoeg moet zijn om de API-crossing te bevatten (SEND- en RECEIVE-gegevens voor de transactie waar mogelijk) om het aantal keren dat de VTAM-programmastack wordt gepasseerd zoveel mogelijk te beperken. Het is ook mogelijk dat de framegrootte van het netwerk de maximale RU-grootte beperkt als RU-segmentatie niet gewenst is.
Het is verstandig om de blokgrootte (RQRIOBLK) van DB2 Connect en de waarden voor RU en transmissiesnelheid in te stellen zodat RU * transmissiesnelheid >= RQRIOBLK. De standaardgrootte voor RQRIOBLK (32K) is in de meeste gevallen een goede waarde. Om deze te benutten moet u RU = 4K opgeven en de transmissiesnelheid voor ontvangstvensters op 8 instellen.
De windows voor sessie- en VR-transmissiesnelheid moeten worden gemaximaliseerd: gebruik de grootste waarde die geen negatieve gevolgen heeft, zoals overbelasting van het netwerk, vasthouden door VR, enzovoort. Stel voor een testomgeving de transmissiesnelheid in op 0 (no pacing) of op de maximumwaarde X'3F'.
Coat-tailing wordt bestuurd door de parameter DELAY. De parameter DELAY in de PCCU-macro bestuurt uitgaande coat-tailing (uitgaand met betrekking tot de host). De waarde DELAY in de definitie-instructie LINE voor de NCP bestuurt inkomende coat-tailing (inkomend met betrekking tot de host).
De waarde DELAY bepaalt hoe lang een PIU in de wachtrij (NCP of VTAM) wordt vastgehouden voordat deze wordt verzonden. Het doel van deze wachttijd is het vergroten van de mogelijkheid dat er tussentijds andere PIU's aankomen en dat deze allemaal in één kanaalprogramma kunnen worden verzonden. Voor de laagste vertraging moet de waarde DELAY worden ingesteld op 0. Het wijzigen van de waarde van de uitgaande vertragingswaarde van coat-tailing naar 0 mag geen merkbaar effect op de host hebben met uitzondering van een verbeterde performance voor uitgaand verkeer. Verder kan er enige verbetering in de performance voor inkomend verkeer optreden.
Bij het wijzigen van de waarde DELAY op de NCP in 0 moet u iets voorzichtiger te werk gaan. Deze waarde kan worden ingesteld op 0 wanneer de NCP niet wordt overbelast en inkomend verkeer niet voor een belangrijk deel uit kleine frames bestaat. Het instellen van de DELAY-waarden op 0 kan een significante verbetering in responstijd teweegbrengen, vooral bij lichte belasting of in test/benchmark-omgevingen.
VTAMB7 PCCU CUADDR=CAF, AUTODMP=NO, AUTOIPL=NO, AUTOSYN=YES, BACKUP=YES, DELAY=0, VFYLM=YES, CHANCON=UNCOND, MAXDATA=32768, DUMPDS=NCPDUMP, OWNER=HOSTB7, SUBAREA=17 LNCTLS GROUP LNCTL=CA,CA=TYPE6,DELAY=0.0,TIMEOUT=500.0 CA0 LINE ADDRESS=00 PUCHAN0 PU PUTYPE=5,TGN=1 CA1 LINE ADDRESS=01 PUCHAN1 PU PUTYPE=5,TGN=1
Voor DELAY-overwegingen kunt u de VTAM Network Implementation Guide raadplegen.
De waarde MAXBFRU moet worden ingesteld op een waarde die twee of drie keer zo groot is als de grootste PIU-grootte.
Controleer of de LLC2-windowgrootte (maximumgrootte van windows bij verzenden en ontvangen voor DLC) tussen de NCP en de DB2 Connect Enterprise Edition gateway overeenkomen. De invloed hiervan is groot, vooral wanneer de server DB2 Connect voor AIX is. Aangeraden wordt om voor de maximumgrootte bij verzenden een hogere waarde op te geven dan voor de maximumgrootte bij ontvangen.
In het algemeen moeten de LLC2-timers/windows worden geoptimaliseerd voor elke SNA-verbinding via Token-Ring. In enkele gevallen is als gevolg van deze wijziging een zesvoudige verbetering in de doorvoer- en responstijd geconstateerd.
De maximale framegrootte voor Token-Ring moet zo groot mogelijk zijn.
De volgende informatie is afkomstig uit IBM WSC Flash document, nummer 9718.
TITLE: WSC FLASH 9718: OSA-2 ENHANCEMENTS AVAILABLE DOCUMENT ID G023691 UNCLASSIFIED Open Systems Adapter 2 (OSA-2) Systems Network Architecture (SNA) enhancements are being made available earlier than previously announced. The enhancements are: o SNA/APPN enhancements for OS/390, MVS/ESA, VM/ESA, and VSE/ESA - Enhanced availability: load balancing, redundancy, and overflow - Enhanced connectivity: increased Physical Unit (PU) support (from 255 PUs per port to 2047 PUs per port). o Support for ACF/VTAM for VSE/ESA networks NOTE: These enhancements do not pertain to OSA-1.
LOAD BALANCING, REDUNDANCY, AND OVERFLOW ________________________________________ LOAD BALANCING: A single Medium Access Control (MAC) address can now be defined for attached OSA-2 SNA/APPN Physical Units (PUs), even though connections may be via multiple physical ports. This support is offered for source-route bridged environments only (Token-Ring and FDDI). The number of sessions established through a port is monitored, and user session loads are evenly distributed across the equally configured ports. REDUNDANCY: A secondary path between the LAN workstation and the host system can now be configured. If the primary path becomes unavailable, the secondary path will receive the LAN traffic. This increases system availability and simplifies network management. OVERFLOW: User sessions flow through the primary OSA-2 port until the session capacity has been reached. Additional user sessions will automatically flow to the next OSA-2 port. Since all user workstations are identically configured, network administration is simplified and the network becomes more scalable. New users can be added non-disruptively. Load balancing, redundancy, and overflow support is provided by PTFs for OSA/SF as follows: o OS/390 and MVS - OW20205/UW34618 03/31/97 o VM/ESA - OW23952/UW37028 03/31/97 o VSE/ESA - Provided with VSE/ESA V2.2.1 04/29/97
INCREASED PHYSICAL UNIT (PU) SUPPORT (VIA OSA/SF): __________________________________________________ The architecture has been changed to allow up to a maximum of 2047 PUs per physical port to be defined for OSA-2 Ethernet, Token-Ring and FDDI features instead of the current 255 PUs per port. This enhancement is available for currently installed features, as well as new installations. Actual connectivity may vary based upon user workloads. Increased Physical Unit (PU) Support is provided by PTFs for OSA/SF as follows: o OS/390 and MVS - OW23429/UW37210 03/31/97 o VM/ESA - OW24952/UW37028 03/31/97 o VSE/ESA - PQ03091/UQ04224 04/29/97 Increased Physical Unit (PU) Support is provided by PTFs for ACT/VTAM as follows: o ACF/VTAM for OS/390 and MVS - VTAM 4.1 OW14043/UW24904 - VTAM 4.2 OW14043/UW24905 - VTAM 4.3 OW14043/UW24906 o ACF/VTAM VM/ESA - VM60877/UV59834 o ACF/VTAM VSE/ESA - DY44347/UD50254 VSE/ESA - SNA SUPPORT _____________________ OSA-2 and OSA/SF support is delivered via VSE/ESA Version 2 Release 2.1. This announcement of VSE/ESA support satisfies the Statement of General Direction contained in Hardware Announcement 196-194, and Hardware Announcement 196-193, dated September 10, 1996. The OSA-2 feature provides ACF/VTAM for VSE/ESA host applications with direct access to Ethernet, Token-Ring, and FDDI LANs and Asynchronous Transfer Mode (ATM) Forum-compliant LAN emulation networks.
OSA/SF is available: o As a non-exclusive element of OS/390 Release 1 or above (5645-001) o As a separate program product, S/390 Open Systems Adapter Support Facility Version 1 Release 2 for MVS/ESA 4.3 or above (5655-104) o As a facility of VM/ESA Version 2 Release 2.0 (5654-030) o As a component of VSE Central Functions 6.1.1 in VSE/ESA Version 2 Release 2.1 (5690-VSE). MORE INFORMATION ________________ Announcements 297-043, 297-040