Gebruikershandleiding

De status van DCS-toepassingen afbeelden

Vanaf DB2 Connect V5.2 kent de Systeemmonitor drie vormen van de opdracht LIST DCS APPLICATIONS:

LIST DCS APPLICATIONS

Om de informatie die door de monitor wordt verstrekt op toepassingsniveau te bekijken, geeft u de opdracht DB2 LIST DCS APPLICATIONS op. De volgende informatie wordt teruggezonden voor een APPC-verbinding (DB2 Connect Enterprise Edition Versie 7 naar DB2 Universal Database for OS/390):

 
   Mach-ID  Toepassingsnaam      Toep.      Hosttoepassings-ID
                                 handle
   -------- -------------------- ---------- --------------------------------
   USERID   db2bp_41             0          CAIBMOML.OMXT4H0A.A79EAA3C6E29
 

De volgende informatie wordt teruggezonden voor een TCP/IP-verbinding (DB2 Connect Enterprise Edition Versie 7 naar DB2 Universal Database for OS/390):

 
   Mach-ID  Toepassingsnaam      Toep.      Hosttoepassings-ID
                                 handle
   -------- -------------------- ---------- --------------------------------
   USERID   db2bp_41             2          0915155C.9704.1517172201BE
 

Mach-ID
Het machtigings-ID dat voor de aanmelding bij de host- of AS/400-databaseserver is gebruikt. Dit geeft aan wie de toepassing uitvoert.

Toepassingsnaam
De naam van de toepassing die op de client wordt uitgevoerd zoals deze bekend is bij DB2 Connect. Alleen de eerste 20 bytes na het laatste scheidingsteken in het pad zijn beschikbaar. De toepassingsnaam is niet beschikbaar voor toepassingen die worden uitgevoerd op DB2 voor OS/2 Versie 1.

Toep. handle
De agent die op het DB2 Connect-werkstation wordt uitgevoerd. U kunt dit element gebruiken om de informatie van de Systeemmonitor voor databases te koppelen aan andere diagnostische informatie. (Zie bijvoorbeeld De traceerfunctie (ddcstrc).) Het agent-ID is ook vereist wanneer de opdracht of API FORCE USERS wordt gebruikt.

Hosttoepassings-ID
Een van de volgende:

Dit unieke ID wordt gegenereerd wanneer de toepassing een verbinding maakt met de host- of de AS/400-databaseserver. U kunt dit element gebruiken in combinatie met het toepassings-ID om de client- en servergedeelten van de toepassingsinformatie te correleren.

LIST DCS APPLICATIONS SHOW DETAIL

Wanneer u de opdracht DB2 LIST DCS APPLICATIONS SHOW DETAIL opgeeft, wordt er aanvullende informatie afgebeeld zoals:

Mach-ID  Toepassingsnaam      Toep.      Clienttoepassings-ID             Volg Client-
                              handle                                      nr   DB-alias
-------- -------------------- ---------- -------------------------------- ---- -------- 
NEWTON   db2bp                0          09151251.07D3.980925183850       0001 MVSDB    
 
 Client-   Client- Client-    Hosttoepassings-ID               Volg DB-naam host
 knooppunt release codetabel                                   nr.
 -------- -------- ---------- -------------------------------- ---- -------------------- 
 antman   SQL05020 819        G9151251.G7D4.980925183851       0000 GILROY              
 
Host-
release
--------
DSN05011 

Dit overzicht is niet ingedeeld, zodat u het overzicht LIST DCS APPLICATIONS EXTENDED wellicht handiger vindt.

Clienttoepassings-ID
Identificeert de toepassing die is verbonden met het DB2 Connect-werkstation op unieke wijze. Er bestaan verschillende indelingen voor het toepassings-ID die afhankelijk zijn van het protocol dat wordt gebruikt voor de communicatie tussen de client en het DB2 Connect-werkstation. Raadpleeg de Administration Guide voor meer informatie over de indelingen.

Deze waarde maakt het mogelijk dat u verbindingen van clients met het DB2 Connect-werkstation en van het DB2 Connect-werkstation met de host- of de AS/400-databaseserver kunt correleren.

Client Volgnr.
Het volgnummer van de client is het volgnummer van de bewerking. Het wordt gebruikt als ondersteuning van de correlatie voor een bewerking over verschillende systemen.

Client-DB-alias
De alias van de database die door de toepassing wordt verstrekt voor de verbinding met de database. Dit element kan worden gebruikt voor het identificeren van de feitelijke database waartoe de toepassing toegang probeert te krijgen. Voor het omzetten van deze naam naar de databasenaam en terug kunnen de databasedirectory's op het clientknooppunt en op het Database Manager-serverknooppunt worden gebruikt.

Client-knooppunt
Identificeert het knooppunt waarop de clienttoepassing wordt uitgevoerd. De informatie varieert al naar gelang het gebruikte clientprotocol. Voor een client verbonden via NetBIOS is dit bijvoorbeeld de waarde van de configuratieparameter NNAME van Database Manager. Voor een client verbonden via TCP/IP is dit de hostnaam.

Clientproduct-ID (Client)
Het product en de versie die actief zijn op de client. De clientproduct-ID's zijn:

Codetabel-ID
Het codetabel-ID op het knooppunt waarop de bewaakte toepassing is gestart.

U kunt deze informatie gebruiken om er zeker van te zijn dat gegevensconversie wordt ondersteund tussen de codetabel van de toepassing en de codetabel voor de database (of de CCSID van de host- of AS/400-databaseserver, voor host- of AS/400-serverdatabases.

Als de codetabel van de toepassing verschilt van die waarop de Systeemmonitor voor databases wordt uitgevoerd, kan dit element van de codetabel u helpen bij het handmatig converteren van gegevens die door de toepassing zijn doorgegeven en die door de Systeemmonitor voor databases worden afgebeeld. Het kan bijvoorbeeld worden gebruikt als ondersteuning bij de omzetting van de toepassingsnaam.

Uitgaand volgnummer
Hier wordt het uitgaand volgnummer weergegeven. Dit nummer wordt gebruikt om bewerkingen op verschillende systemen te correleren.

Databasenaam host
De eigennaam van de database waarmee de toepassing is verbonden. In de directory DCS is dit de naam van de doeldatabase.

Hostproduct-ID
Het product en de versie die actief zijn op de server. De weergave is in de vorm PPPVVRRM waarbij:

PPP
De host- of AS/400-databaseserver aangeeft (bijvoorbeeld DSN voor DB2 Universal Database for OS/390, ARI voor DB2 for VSE & VM of QSQ voor DB2 Universal Database for AS/400).

VV
Een versienummer van twee cijfers is, zoals 01.

RR
Een releasenummer van twee cijfers is.

M
Een wijzigingsniveau van één cijfer is.

LIST DCS APPLICATIONS EXTENDED

U kunt de opdracht LIST DCS APPLICATIONS gebruiken met de optie EXTENDED om een uitgebreid rapport te genereren. Een uitgebreid rapport bevat een lijst van alle velden die worden afgebeeld wanneer de optie SHOW DETAIL in de opdracht wordt opgegeven, plus negen nieuwe velden:

Met de eerder opgegeven opdrachtopties worden de velden in een horizontale lijst afgebeeld met een regel per toepassing. Met deze nieuwe optie wordt echter een verticale lijst gemaakt met één veld per regel.

De nieuwe syntaxis van de opdracht is:

      LIST DCS APPLICATIONS [SHOW DETAIL | EXTENDED ]

Een voorbeeld van de uitvoer van deze opdracht bij gebruik van de nieuwe optie EXTENDED is:

               Lijst met DCS-toepassingen - Uitgebreid rapport
 
  Clienttoepassings-ID                     = 09151251.0AA7.981015204853
  Volgnummer                               = 0001
  Machtigings-ID                           = NEWTON
  Toepassingsnaam                          = db2bp
  Toepassingshandle                        = 1
  Toepassingsstatus                        = waiting for request
  Statuswijzigingstijd                     = 10-15-1998  16:50:29.489160
  Clientknooppunt                          = antman
  Clientrelease                            = SQL05020
  Clientplatform                           = AIX
  Clientprotocol                           = TCP/IP
  Clientcodetabel                          = 819
  Proces-ID van clienttoepassing           = 39324
  Aanmeldings-ID client                    = smith
  Hosttoepassings-ID                       = G9151251.GAA8.981015204854
  Volgnummer                               = 0000
  Databasealias op de gateway              = MVSDB
  DCS-databasenaam                         = DCSDB
  Hostdatabasenaam                         = GILROY
  Hostrelease                              = DSN05011
  Host-CCSID                               = 500
 

Het veld Toepassingsstatus bevat een van de volgende drie waarden:

  1. verbinding in behandeling - uitgaand. Dit betekent dat een aanvraag is verzonden voor een verbinding met een hostdatabase en dat DB2 Connect wacht op de totstandkoming van de verbinding.
  2. wachtend op opdracht. Dit betekent dat de verbinding met de hostdatabase tot stand is gekomen en dat DB2 Connect wacht op een SQL-instructie van de clienttoepassing.
  3. wachtend op antwoord. Dit betekent dat de SQL-instructie naar de hostdatabase is verzonden.

Het veld Statuswijzigingstijd wordt alleen in het overzicht afgebeeld wanneer de parameter UOW van de Systeemmonitor tijdens de verwerking is ingeschakeld. Anders wordt "Niet verzameld" afgebeeld.

Het DB2 Besturingscentrum gebruiken voor uitgebreide informatie over DCS-toepassingen

U kunt gebruikmaken van het Besturingscentrum van DB2 Versie 7 om DB2 Connect-gateways te bewaken. In deze paragraaf wordt beschreven hoe u het Besturingscentrum kunt gebruiken om hetzelfde overzicht te maken als met de opdracht list dcs applications extended.

Als u het uitgebreide overzicht voor een toepassing wilt bekijken, kunt u:

  1. De boomstructuur onder het pictogram systemen van het Besturingscentrum uitbreiden om Systemen->Subsystemen->Gatewayverbindingen af te beelden. Als u met de rechtermuisknop op een willekeurig subsysteem onder de map Gatewayverbindingen klikt, verschijnt een voorgrondmenu. Kies Toepassingen... uit het menu. Het venster Toepassingen verschijnt. Dit venster heeft het uiterlijk van een instellingenblok met tabs, waaronder een tabblad Toepassingen. Als er gatewaytoepassingen in uw subsysteem voorkomen, ziet u ook een tweede tab met de naam Gatewaytoepassingen.
  2. Het hoofdvenster van elke pagina bevat kolommen met informatie die overeenkomen met de velden van het overzicht LIST DCS APPLICATIONS EXTENDED. De eerste zes velden die zichtbaar zijn in het venster bevatten de volgende gegevens:
         Clientknooppunt
         Toepassingsnaam
         Clienttoepassings-ID
         Hosttoepassings-ID
         Databasealias op de gateway
         Status
    
    De overige velden van het overzicht kunnen worden bekeken door de horizontale schuifbalk onder aan het venster te verplaatsen.

Alle velden die met de opdracht LIST DCS APPLICATIONS EXTENDED worden afgebeeld, zijn in deze view aanwezig.


[ Begin van pagina | Vorige pagina | Volgende pagina | Inhoud | Trefwoordenregister ]