Toepassingsprogramma's die zijn ontwikkeld met ingesloten SQL-instructies, moeten worden verbonden met alle databases waarmee wordt gewerkt. Op platforms waar deze functies beschikbaar zijn, kunt u de verbindingen maken met het Opdrachtcentrum en met Clientconfiguratie.
Voor elke database moet per toepassing één keer een bind worden uitgevoerd. Tijdens het uitvoeren van de bindopdracht, worden de methoden voor toegang tot de databases opgeslagen voor elke SQL-instructie die wordt uitgevoerd. Deze toegangsmethoden worden geleverd door toepassingsontwikkelaars en worden opgeslagen in bindbestanden. De bindbestanden worden gemaakt tijdens de precompilatie. Binding is het verwerken van bindbestanden door een host- of AS/400-databaseserver. Raadpleeg voor meer informatie over het uitvoeren van binds de Application Development Guide.
Een aantal hulpprogramma's die worden geleverd met DB2 Connect, worden ontwikkeld met ingesloten SQL-instructies. Daarom moet er een bind worden uitgevoerd met een host- of AS/400-databaseserver voordat ze met het systeem kunnen worden gebruikt. Als u geen gebruik maakt van de lijsten met DB2 Connect-hulpprogramma's en interfaces in Tabel 4, hoeft u hiervoor ook geen bind uit te voeren met alle host- of AS/400-databaseservers. De lijsten met bindbestanden die zijn vereist voor deze hulpprogramma's zijn opgenomen in de volgende bestanden:
Als u een bind uitvoert tussen een van deze bestandenlijsten en een database, worden alle afzonderlijke hulpprogramma's verbonden met die database.
Als DB2 Connect Enterprise Edition is geïnstalleerd, moet er een bind worden uitgevoerd tussen de DB2 Connect-hulpprogramma's en alle host- of AS/400-databaseservers. Voor elk type clientplatform moet één keer een bind worden uitgevoerd voordat deze platforms kunnen worden gebruikt met het systeem.
Als u bijvoorbeeld tien OS/2-clients, tien Windows-clients en tien AIX-clients hebt die zijn verbonden met DB2 Universal Database for OS/390 via een DB2 Connect Enterprise Edition for Windows NT-server, voert u de volgende handelingen uit:
Opmerking: | Hierbij wordt er vanuit gegaan dat alle clients van hetzelfde serviceniveau zijn. Als dit niet zo is, moet u wellicht ook een bind uitvoeren vanaf elke client van een bepaald serviceniveau. Raadpleeg Bijlage E, Hulpprogramma's voor binding van back-level clients als u nog clients hebt met een versie ouder dan DB2 Versie 2.1. |
Naast de DB2 Connect-hulpprogramma's, moet ook op alle overige toepassingen met ingesloten SQL-instructies een bind worden uitgevoerd met alle databases waarmee deze moeten werken. Een toepassing waarvoor geen bind is uitgevoerd, geeft in het algemeen foutbericht SQL0805N op het moment dat deze wordt uitgevoerd. U wilt wellicht een extra bestand met bindgegevens maken voor alle toepassingen waarvoor een bind moet worden uitgevoerd.
Voor alle host- of AS/400-databaseservers waarop u een bind uitvoert, doet u het volgende:
Opmerking: | De machtigingen BINDADD en CREATE IN COLLECTION NULLID bieden
alleen voldoende machtiging als de pakketten nog niet
bestaan. Bijvoorbeeld, als u een pakket voor de eerste keer
maakt.
Als de pakketten al bestaan en u voert opnieuw een bind uit, is de machtiging die nodig is voor het voltooien van de taak/taken afhankelijk van degene die de bind in eerste instantie heeft uitgevoerd. A: Als u de oorspronkelijke bind hebt uitgevoerd en u doet dit opnieuw, kunt u de bind voltooien met een van de bovenstaande machtigingen. B: Als de oorspronkelijke bind is uitgevoerd door iemand anders en u voert de tweede bind uit, hebt u de machtiging SYSADM of SYSCTRL nodig om de bind te voltooien. Met alleen de machtigingen BINDADD en CREATE IN COLLECTION NULLID kunt u de bind niet voltooien. Het is wel mogelijk om een pakket te maken zonder SYSADM- of SYSCTRL-machtiging. In dit geval hebt u de machtiging BIND nodig voor alle bestaande pakketten die u wilt vervangen. |
Op het VSE- of VM-systeem kunt u het volgende opgeven:
grant select on table to nullid with grant option
db2 connect to DBALIAS user USERID using PASSWORD db2 bind pad@ddcsmvs.lst blocking all sqlerror continue messages ddcsmvs.msg grant public db2 connect reset
Hierbij zijn DBALIAS, USERID en PASSWORD van toepassing op de host- of AS/400-databaseserver, is ddcsmvs.lst het bestand met bindgegegevens voor MVS en geeft pad de locatie van het bestand met bindgegevens aan.
station:\sqllib\bnd\ is bijvoorbeeld van toepassing op alle Intel-besturingssystemen en INSTHOME/sqllib/bnd/ op alle UNIX-besturingssystemen, waarbij station het logische station aangeeft waarop DB2 Connect is geïnstalleerd, en INSTHOME de HOME-directory van het DB2 Connect-subsysteem aangeeft.
U kunt gebruikmaken van de optie GRANT van de opdracht BIND om de machtiging EXECUTE te verlenen aan PUBLIC of aan een bepaalde gebruikersnaam of een bepaald groeps-ID. Als u niet gebruikmaakt van de optie GRANT van de opdracht BIND, moet u de opdracht GRANT EXECUTE (RUN) per pakket toewijzen.
Als u de pakketnamen voor de bindbestanden wilt weten, geeft u de volgende opdracht op:
ddcspkgn @bindbest.lst
Bijvoorbeeld:
ddcspkgn @ddcsmvs.lst
kan de volgende uitvoer hebben:
Bindbestand Pakketnaam ------------------------------ ------------------------------ f:\sqllib\bnd\db2ajgrt.bnd SQLAB6D3
In Tabel 4 vindt u de bindbestanden en pakketnamen die worden gebruikt
bij de verschillende onderdelen van DB2 Connect. In sommige gevallen
worden verschillende bindbestanden en pakketten gebruikt op de verschillende
besturingssystemen.
Tabel 4. Bindbestanden en pakketten
Onderdeel | Bindbestand | Pakket | MVS of OS/390 | VSE | VM | OS/400 |
---|---|---|---|---|---|---|
Binder (gebruikt door de bindoptie GRANT) | db2ajgrt.bnd | sqlabxxx | ja | ja | ja | ja |
DB2 Call Level Interface | ||||||
Vergrendelingsniveau CS | db2clics.bnd | sqll1xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau RR | db2clirr.bnd | sqll2xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau UR | db2cliur.bnd | sqll3xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau RS | db2clirs.bnd | sqll4xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau NC | db2clinc.bnd | sqll5xxx | nee | nee | nee | ja |
Met MVS-tabelnamen | db2clims.bnd | sqll7xxx | ja | nee | nee | nee |
Met OS/400-tabelnamen (OS/400 3.1 of later) | db2clias.bnd | sqllaxxx | nee | nee | nee | ja |
Met VSE/VM-tabelnamen | db2clivm.bnd | sqll8xxx | nee | ja | ja | nee |
Opdrachtregelinterface | ||||||
Vergrendelingsniveau CS | db2clpcs.bnd | sqlc2xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau RR | db2clprr.bnd | sqlc3xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau UR | db2clpur.bnd | sqlc4xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau RS | db2clprs.bnd | sqlc5xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau NC | db2clpnc.bnd | sqlc6xxx | nee | nee | nee | ja |
REXX | ||||||
Vergrendelingsniveau CS | db2arxcs.bnd | sqla1xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau RR | db2arxrr.bnd | sqla2xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau UR | db2arxur.bnd | sqla3xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau RS | db2arxrs.bnd | sqla4xxx | ja | ja | ja | ja |
Vergrendelingsniveau NC | db2arxnc.bnd | sqla5xxx | nee | nee | nee | ja |
Hulpprogramma | ||||||
Exporteren | db2uexpm.bnd | sqlubxxx | ja | ja | ja | ja |
Importeren | db2uimpm.bnd | sqlufxxx | ja | ja | ja | ja |
Als u deze waarden wilt vaststellen voor DB2 Connect, voert u het hulpprogramma ddcspkgn uit, bijvoorbeeld:
ddcspkgn @ddcsmvs.lst
Dit hulpprogramma kan ook worden gebruikt om de pakketnaam van afzonderlijke bindbestanden vast te stellen, bijvoorbeeld:
ddcspkgn bindbest.bnd
Als op het DB2 for MVS/ESA-systeem een PTF voor APAR PN60988 is geïnstalleerd (of een hogere release dan Versie 3 Release 1), kunt u ook de bindbestanden voor vergrendelingsniveau NC toevoegen aan het bestand ddcsmvs.lst.
Raadpleeg de Command Reference voor meer informatie over bindopties.
Opmerkingen: