Via de opdrachtregelinterface kunt u SQL-instructies verzenden naar een host- of AS/400-databaseserver, voorafgegaan door db2. Voor verschillen tussen SQL van hosts en AS/400-systemen en SQL van DB2 Connect raadpleegt u SQL-instructies voor de host- of AS/400-servers die worden ondersteund door DB2 Connect en SQL-instructies voor de host- of AS/400-servers die niet worden ondersteund door DB2 Connect.
U roept de werkstand voor interactieve invoer van de opdrachtregelinterface als volgt op:
Opmerking: | U kunt de werkstand voor interactieve invoer in de opdrachtregelinterface ook oproepen door eerst de opdracht db2cmd en vervolgens de opdracht db2 achter een DOS-aanwijzing op te geven. |
In de werkstand voor interactieve invoer ziet de opdrachtaanwijzing er als volgt uit:
db2 =>
In de werkstand voor interactieve invoer is het niet nodig het voorvoegsel db2 voor opdrachten te typen, u kunt volstaan met de DB2-opdracht. Bijvoorbeeld:
db2 => list database directory
Typ bij het opgeven van besturingssysteemopdrachten in de werkstand voor interactieve invoer een uitroepteken (!) voor de opdracht. Bijvoorbeeld:
db2 => !dir
Als u een lange opdracht wilt opgeven die niet op één regel past, typt u een spatie gevolgd door het vervolgteken \. Druk bij het regeleinde op Enter om op de volgende regel door te gaan met de opdracht. Bijvoorbeeld:
db2 => select empnr, functie, voornaam, achternaam, geboortedatum, from \ db2 (cont.) => employee where functie='service' and \ db2 (cont.) => voornaam='Lily' order by empnr desc
Typ de opdracht quit om de werkstand voor interactieve invoer te beëindigen.
Voordat de opdrachtregelinterface kan worden gebruikt, moet een bindopdracht worden uitgevoerd, zoals beschreven in Binding van toepassingen en hulpprogramma's.
Raadpleeg de Command Reference voor meer informatie over SQL-opdrachten.