Gebruikershandleiding
Wanneer er een fout optreedt, kan er gebruik worden gemaakt van het
volgende:
- Het eerste servicelogboek voor storingen waarin diagnostische informatie
wordt verzameld en opgeslagen in een leesbaar formaat. Raadpleeg voor
meer informatie de Troubleshooting Guide. Voor informatie over de berichten in het logboek kunt u het Naslagboek bij berichten raadplegen.
- db2diag.log
Dit bestand bevindt zich in
/u/db2/sqllib/db2dump/db2diag.log op UNIX-systemen, waarbij
db2 voor de naam van het subsysteem staat.
Dit bestand bevindt zich in
x:\sqllib\db2\db2diag.log op Intel-systemen, waarbij
x: voor het logische station staat en db2 voor de
naam van het subsysteem.
- db2alert.log (Dezelfde bestandslocaties als
db2diag.log).
- De traceerfunctie zoals beschreven in De traceerfunctie (ddcstrc).
- Voor UNIX-systemen kunt u de opdracht ps gebruiken die
statusinformatie van de verwerking over actieve processen terugzendt naar
standaarduitvoer.
- Voor UNIX-systemen kunt u het kernbestand gebruiken dat in de huidige
directory wordt gemaakt wanneer zich een ernstige fout voordoet. Het
bevat een geheugenimage van het afgebroken proces dat kan worden gebruikt om
te bepalen door welke functie de fout is opgetreden.
- Voor Windows NT- en Windows 2000-systemen kunt u Logboekinzage
gebruiken.
Raadpleeg voor meer informatie over probleemoplossing van
TCP/IP-verbindingen (of andere onderwerpen) de Troubleshooting Guide, of zoek naar "Technotes" in de DB2 Product and
Service Technical Library (zie Het World Wide Web).
[ Begin van pagina | Vorige pagina | Volgende pagina | Inhoud | Trefwoordenregister ]